Dutch

Detailed Translations for er uitzien from Dutch to German

eruitzien:


Related Definitions for "eruitzien":

  1. een bepaald uiterlijk hebben1
    • wat zie je er mooi uit!1

er uitzien:

er uitzien verb

  1. er uitzien (ogen)
    aussehen; scheinen; ausschauen; sich ergeben
    • aussehen verb (sehe aus, siehst aus, sieht aus, sah aus, saht aus, ausgesehen)
    • scheinen verb (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • ausschauen verb (schaue aus, schaust aus, schaut aus, schaute aus, schautet aus, ausgeschaut)
    • sich ergeben verb (ergebe mich, ergibst dich, ergibt sich, ergab sich, ergabt euch, sich ergeben)

Translation Matrix for er uitzien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausschauen er uitzien; ogen oppassen voor gevaar; uitkijken; uitkijken naar; zich verheugen op
aussehen er uitzien; ogen
scheinen er uitzien; ogen belichten; blaken; de schijn van iets hebben; dunken; eruit zien; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; lijken; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; toeschijnen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
sich ergeben er uitzien; ogen verslaven


eruit zien:

eruit zien verb (zie eruit, ziet eruit, zag eruit, zagen eruit, eruit gezien)

  1. eruit zien (lijken; schijnen; toeschijnen)
    scheinen; beleuchten; ähneln; den Anschein haben; belichten
    • scheinen verb (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • beleuchten verb (beleuchte, beleuchtest, beleuchtet, beleuchtete, beleuchtetet, beleuchtet)
    • ähneln verb (ähnele, ähnelst, ähnelt, ähnelte, ähneltet, geähnelt)
    • den Anschein haben verb (habe den Anschein, hast den Anschein, hat den Anschein, hatte den Anschein, hattet den Anschein, den Anschein gehabt)
    • belichten verb (belichte, belichtest, belichtet, belichtete, belichtetet, belichtet)

Conjugations for eruit zien:

o.t.t.
  1. zie eruit
  2. ziet eruit
  3. ziet eruit
  4. zien eruit
  5. zien eruit
  6. zien eruit
o.v.t.
  1. zag eruit
  2. zag eruit
  3. zag eruit
  4. zagen eruit
  5. zagen eruit
  6. zagen eruit
v.t.t.
  1. heb eruit gezien
  2. hebt eruit gezien
  3. heeft eruit gezien
  4. hebben eruit gezien
  5. hebben eruit gezien
  6. hebben eruit gezien
v.v.t.
  1. had eruit gezien
  2. had eruit gezien
  3. had eruit gezien
  4. hadden eruit gezien
  5. hadden eruit gezien
  6. hadden eruit gezien
o.t.t.t.
  1. zal eruit zien
  2. zult eruit zien
  3. zal eruit zien
  4. zullen eruit zien
  5. zullen eruit zien
  6. zullen eruit zien
o.v.t.t.
  1. zou eruit zien
  2. zou eruit zien
  3. zou eruit zien
  4. zouden eruit zien
  5. zouden eruit zien
  6. zouden eruit zien
diversen
  1. zie eruit!
  2. ziet eruit!
  3. eruit gezien
  4. eruit ziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eruit zien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beleuchten eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen belichten; beschijnen; licht laten vallen op; met licht beschijnen; verlichten
belichten eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen belichten; beschijnen; licht laten vallen op; met licht beschijnen; verlichten
den Anschein haben eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen
scheinen eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen belichten; blaken; de schijn van iets hebben; dunken; er uitzien; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; ogen; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
ähneln eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen gelijken; gelijkenis vertonen met; lijken op

Related Translations for er uitzien