Verb | Related Translations | Other Translations |
abhelfen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
verhelpen
|
abwandeln
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
declineren; verbuigen; vervoegen
|
abwechseln
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
afwisselen; ruilen; uiteenlopen; uitwisselen; variëren; veranderen; verruilen; verschillen; wisselen
|
abändern
|
afwisselen; hervormen; herzien; reformeren; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
declineren; verbuigen; vervoegen; wijzigen
|
amendieren
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
|
anfertigen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
aufbessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; beteren; completeren; corrigeren; leven beteren; perfectioneren; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
ausbauen
|
afwisselen; beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; veranderen; verbeteren; verwisselen; wijzigen
|
aanbouwen; afmaken; bijbouwen; completeren; expanderen; openen; perfectioneren; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; vervolledigen; vervolmaken; verwijden; volledig maken; voltooien
|
ausbessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; completeren; fiksen; goedmaken; herstellen; innoveren; klusje opknappen; klussen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; perfectioneren; rechtzetten; repareren; vernieuwen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
auswirken
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
bewaarheid worden; blijken; resulteren; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in
|
berichtigen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; hervormen; herzien; reformeren; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; bewerken; completeren; corrigeren; herschrijven; perfectioneren; rechtzetten; rectificeren; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
bessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
beteren; corrigeren; leven beteren; verbeteren
|
bilden
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
bekwamen; bewerkstelligen; coachen; evolueren; harden; in het leven roepen; kneden; maken; modelleren; muziek componeren; oefenen; ontwikkelen; realiseren; scheppen; tot ontwikkeling brengen; trainen; vervaardigen; verwerkelijken; verwezenlijken; vormen
|
eintauschen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
inruilen; omruilen; omwisselen; ruilen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen
|
entarten
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
achteruitgaan; corrumperen; degenereren; ontaarden; uitlopen op; verbasteren; verderven; vervormen; verworden
|
entfalten
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
ontluiken; ontplooien; ontvouwen; ontwikkelen; opbloeien; openspreiden; openvouwen; opfleuren; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; tot wasdom komen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; zich ontsluiten
|
entstehen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
in het leven roepen; maken; ontspringen; ontspruiten; ontstaan; ontstaan uit; oprijzen; rijzen; scheppen; tot stand komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen; voortkomen uit
|
ergänzen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; completeren; perfectioneren; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
erneuern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
aflossen; echoën; fiksen; goedmaken; herhalen; hernieuwen; herscheppen; herstellen; hervormen; in goede staat brengen; innoveren; kerk hervormen; maken; nabouwen; napraten; nazeggen; nieuw leven inblazen; opknappen; rechtzetten; reformeren; regenereren; remplaceren; renoveren; repareren; verbeteren; vernieuwen; vervangen; verversen; verwisselen; wederopbouwen
|
erschaffen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
in het leven roepen; maken; scheppen; wrochten
|
flattern
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
deinen; fladderen; golven; wapperen
|
korrigieren
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; hervormen; herzien; reformeren; renoveren; repareren; verbeteren
|
corrigeren; ding rechtzetten; rechtzetten; rectificeren; verbeteren
|
modifizieren
|
amenderen; herzien; modificeren; omwerken; veranderen; wijzigen
|
wijzigen
|
reformieren
|
hervormen; herzien; reformeren
|
hervormen; kerk hervormen; omvormen; reformeren; reorganiseren; vervormen
|
renovieren
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; innoveren; opknappen; renoveren; verbeteren; vernieuwen
|
revidieren
|
hervormen; herzien; reformeren
|
bewerken; herschrijven
|
tauschen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
omruilen; omwisselen; ruilen; uitwisselen; verruilen; verwisselen; wisselen
|
variieren
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
afwisselen; omgaan met; uiteenlopen; variëren; veranderen; verkeren; verschillen; wisselen
|
verbessern
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
aandrijven; aansporen; beter worden; beteren; corrigeren; leven beteren; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opvijzelen; opwekken; prikkelen; progressie maken; stimuleren; stroomlijnen; verbeteren; vooruitgang boeken
|
verfertigen
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
fabriceren; in het leven roepen; maken; produceren; scheppen; vervaardigen; voortbrengen
|
vervollkommnen
|
beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren
|
afmaken; compleet maken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
|
verändern
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen
|
wechseln
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
afwisselen; converteren; inwisselen; omruilen; omwisselen; omzetten; ruilen; uiteenlopen; uitwisselen; variëren; veranderen; verruilen; verschillen; verversen; verwisselen; wisselen
|
ändern
|
afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen
|
afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wijzigen; wisselen
|
überprüfen
|
hervormen; herzien; reformeren
|
beproeven; checken; controleren; examineren; herkeuren; heronderzoeken; keuren; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; nazien; onderzoeken; overhoren; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; valideren; verifiëren; vorsen
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
erschaffen
|
|
geboren; gecreëerd; gemaakt; geschapen; ter wereld gekomen
|