Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Search: leengoed

Dutch and German Translation Search Results for leengoed

Summary

Dutch to German: more detail...

leengoed:
- Wiktionary:
  leengoed → Lehen, Lehenswesen

Dutch

Detailed Translations for leengoed from Dutch to German

leengoed: ^{(*Using Word and Sentence Splitter)}

leen: Leihe; Ausleihe
goed: Gerät; Sache; Gegenstand; Ware; Sachen; Artikel; Gegenstände; Ding; Objekt; genau; gut; richtig; einwandfrei; gründlich; tadellos; gewissenhaft; korrekt; akkurat; haargenau; minuziös; peinlich genau; Stoff; Wäsche; Zeug; Kleider; Kleidung
lenen: schaffen; ziehen; erreichen; treiben; holen; leihen; abheben; entnehmen; ausschöpfen; schöpfen; heranziehen; borgen; ausnehmen; herausnehmen; ausholen; andrehen; entlehnen; aushecken; hervorziehen; auspumpen; ausfädeln; ausleihen

Spelling Suggestions for: leengoed

lijfgoed; leenwoord; leegbloed; landgoed

Wiktionary Translations for leengoed:

Cross Translation:

From	To	Via
• leengoed	→ Lehen	↔ feud — estate granted to a vassal
• leengoed	→ Lehenswesen	↔ fiefdom — estate controlled by a feudal lord

External Machine Translations: