Modifier | Related Translations | Other Translations |
abgestanden
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
abscheuerregend
|
afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; goor; lelijk; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; afzichtelijk; barbaars; beestachtig; bruut; foeilelijk; gedrochtelijk; gruwelijk; inhumaan; misvormd; monsterlijk; oerlelijk; onmenselijk; verschrikkelijk; vreselijk; wanstaltig; wreed
|
abscheulich
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; goor; lelijk; misselijkmakend; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
afzichtelijk; barbaars; beestachtig; bruut; foeilelijk; gedrochtelijk; inhumaan; lelijk; misvormd; monsterlijk; oerlelijk; onmenselijk; onooglijk; schandalig; schandelijk; verfoeilijk; wanstaltig; wreed
|
abstoßend
|
afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; lelijk; weerzinwekkend
|
afstotelijk voor zintuigen; lelijk; lelijk uitziend; onappetijtelijk; onsmakelijk; stotend; walgelijk
|
ekelerregend
|
afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; goor; lelijk; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
gedrochtelijk; misvormd; monsterlijk; onverkwikkelijk; stuitend; wanstaltig
|
ekelhaft
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; goor; lelijk; misselijkmakend; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; banaal; grof; gruwelijk; laag-bij-de-grond; lomp; misselijk; morsig; naar; onpasselijk; onverkwikkelijk; onwel; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smerig; stuitend; triviaal; verschrikkelijk; vies; viezig; voddig; vreselijk; vuil; vunzig
|
eklig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
afstotelijk voor zintuigen; lelijk; misselijk; naar; onappetijtelijk; onpasselijk; onsmakelijk; onverkwikkelijk; onwel; stuitend; walgelijk
|
entsetzlich
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bliksems; bruut; enorm; gruwelijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontiegelijk; ontzettend; onverkwikkelijk; schandalig; schandelijk; schrikbarend; schrikwekkend; stuitend; verdraaid; verduiveld; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
|
faul
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
banaal; bedorven; grof; laag-bij-de-grond; lijzig; log; lomp; loom; lui; morsig; niets doend; onduidelijk; plat; platvloers; ranzig; rot; rottig; schunnig; slecht; slonzig; slordig; smerig; triviaal; vadsig; vergaan; verrot; vies; viezig; voddig; voos; vuil; vunzig; wollig
|
fettig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; stuitend; triviaal; vet; vetachtig; vethoudend; vetrijk; vettig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
|
furchtbar
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bijzonder; bliksems; bruut; buitengewoon; delicaat; dreigend; eng; enorm; ergst; extreem; godgeklaagd; grootst; gruwelijk; hachelijk; hatelijk; hemeltergend; hoogst; ijzingwekkend; inhumaan; kritiek; lastig; maximaal; meest; monsterlijk; netelig; onmenselijk; ontiegelijk; ontzettend; penibel; precair; schandalig; schandelijk; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; stekelig; ten hemel schreiend; uiterst; verdraaid; verduiveld; verfoeilijk; verschrikkelijk; vijandig; vreselijk; wreed; zeer ergerlijk
|
fürchterlich
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bliksems; bruut; enorm; godgeklaagd; gruwelijk; hemeltergend; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontiegelijk; ontzettend; schandalig; schandelijk; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; ten hemel schreiend; verdraaid; verduiveld; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed; zeer ergerlijk
|
gewaltig
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
barbaars; beestachtig; bliksems; bruut; enorm; fantastisch; fenomenaal; geducht; geweldig; gigantisch; groots; heel erg; heel groot; immens; in hoge mate; in zeer hoge mate; inhumaan; intens; intensief; kolossaal; monsterlijk; onmenselijk; onmetelijk; puik; reusachtig; reuze; verdraaid; verduiveld; weids; wreed; zeer groot
|
grauenerregend
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; lelijk; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; akelig; barbaars; beestachtig; bitterkoud; bliksems; bruut; eng; godgeklaagd; griezelig; gruwelijk; hemeltergend; ijskoud; ijzig; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schandalig; schandelijk; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; sinister; steenkoud; ten hemel schreiend; verdraaid; verduiveld; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed; zeer ergerlijk
|
graus
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
|
grausig
|
afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; lelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bitterkoud; bliksems; bruut; gruwelijk; ijskoud; ijzig; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; steenkoud; verdraaid; verduiveld; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
|
gräßlich
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; lelijk; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; afzichtelijk; barbaars; beestachtig; bitterkoud; bliksems; brutaal; bruut; enorm; foeilelijk; godgeklaagd; gruwelijk; hemeltergend; hondsbrutaal; ijskoud; ijzig; inhumaan; monsterlijk; oerlelijk; onmenselijk; ontiegelijk; ontzettend; schandalig; schandelijk; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; steenkoud; ten hemel schreiend; verdraaid; verduiveld; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; vrijpostig; wreed; zeer ergerlijk
|
häßlich
|
afschuwelijk; afstotend voor zintuigen; lelijk; weerzinwekkend
|
afstotend; afzichtelijk; donker; dubieus; duister; foeilelijk; glibberig; lelijk; lelijk uitziend; luguber; macaber; monsterlijk; obscuur; oerlelijk; onaantrekkelijk; onguur; onooglijk; ontoonbaar; spookachtig; verdacht; verfoeilijk; verlopen
|
ranzig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedorven; rans; ransig; ranzig; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot
|
schauervoll
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bruut; dreigend; eng; gruwelijk; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
|
schaurig
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bruut; dreigend; eng; gruwelijk; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
|
scheußlich
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; goor; lelijk; misselijkmakend; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
afzichtelijk; barbaars; beestachtig; bliksems; bruut; enorm; foeilelijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; oerlelijk; onmenselijk; ontiegelijk; ontzettend; ploertig; schandalig; schandelijk; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; verdraaid; verduiveld; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
|
schmierig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
banaal; dellerig; donker; dubieus; duister; glibberig; grof; haveloos; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; obsceen; obscuur; onguur; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schuin; schunnig; sletterig; slodderig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; stuitend; triviaal; verdacht; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zedeloos
|
schmuddelig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
banaal; bedoezeld; groezelig; grof; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; smoezelig; stuitend; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
|
schmutzig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
banaal; bedoezeld; dellerig; groezelig; grof; haveloos; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; met vuil bemorst; morsig; obsceen; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ploertig; ranzig; schuin; schunnig; sletterig; slodderig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; smoezelig; stuitend; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zedeloos
|
schrecklich
|
afschuwelijk; afstotelijk; afstotend; afstotend voor zintuigen; lelijk; misselijkmakend; walgelijk; weerzinwekkend
|
afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bliksems; bruut; enorm; gruwelijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontiegelijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; verdraaid; verduiveld; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
|
schweinisch
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
amoreel; bedriegelijk; gefingeerd; immoreel; laag; luguber; macaber; nagemaakt; obsceen; onecht; onverkwikkelijk; onwaar; onzedelijk; onzedig; ploertig; schuin; smeerachtig; spookachtig; stuitend; vals; verachtelijk; vies; vunzig; zedeloos; zwijnachtig
|
stinkend
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedorven; kwalijkriekend; onverkwikkelijk; rot; rottig; slecht; stinkend; stuitend; vergaan; verrot; walmend
|
stinkig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedorven; kwalijkriekend; morsig; onverkwikkelijk; ranzig; rot; rottig; slecht; slonzig; slordig; smerig; stinkend; stuitend; vergaan; verrot; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; walmend
|
unflätig
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
amoreel; grof; immoreel; laag-bij-de-grond; lomp; obsceen; ontuchtig; onverkwikkelijk; onzedelijk; onzedig; plat; platvloers; schuin; schunnig; stuitend; vies; vunzig; zedeloos
|
unsauber
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedoezeld; besmeurd; bevlekt; bevuild; gevlekt; groezelig; met vuil bemorst; morsig; muf; obsceen; onfris; onkies; onkuis; onrein; onverkwikkelijk; onzindelijk; schuin; smerig; smoezelig; stuitend; vies; viezig; vlekkig; vuil; vunzig; zedeloos
|
verderbt
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
liederlijk; onzedelijk; verdorven; verregaand zedenloos
|
verdorben
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedorven; liederlijk; onzedelijk; rot; rottig; slecht; verdorven; vergaan; verregaand zedenloos; verrot
|
verfault
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot
|
vergammelt
|
goor; onverkwikkelijk; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
|
bedorven; gammel; krakkemikkig; krakkemikkige; liederlijk; onzedelijk; rot
|