Summary
Dutch to German: more detail...
- ontstemmen:
-
Wiktionary:
- ontstemmen → behindern, verstimmen, verstellen, falsch einstellen, unscharf einstellen
Dutch
Detailed Translations for ontstemmen from Dutch to German
ontstemmen:
-
ontstemmen
Conjugations for ontstemmen:
o.t.t.
- ontstem
- ontstemt
- ontstemt
- ontstemmen
- ontstemmen
- ontstemmen
o.v.t.
- ontstemde
- ontstemde
- ontstemde
- ontstemden
- ontstemden
- ontstemden
v.t.t.
- ben ontstemd
- bent ontstemd
- is ontstemd
- zijn ontstemd
- zijn ontstemd
- zijn ontstemd
v.v.t.
- was ontstemd
- was ontstemd
- was ontstemd
- waren ontstemd
- waren ontstemd
- waren ontstemd
o.t.t.t.
- zal ontstemmen
- zult ontstemmen
- zal ontstemmen
- zullen ontstemmen
- zullen ontstemmen
- zullen ontstemmen
o.v.t.t.
- zou ontstemmen
- zou ontstemmen
- zou ontstemmen
- zouden ontstemmen
- zouden ontstemmen
- zouden ontstemmen
diversen
- ontstem!
- ontstemt!
- ontstemd
- ontstemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontstemmen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
verstimmen | ontstemmen | verstoren; vertoornen |
Wiktionary Translations for ontstemmen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontstemmen | → behindern | ↔ contrarier — Empêcher d’agir, d’aboutir |
• ontstemmen | → verstimmen; verstellen; falsch einstellen; unscharf einstellen | ↔ désaccorder — mettre en désaccord; parler de fiancés qui rompre leur engagement mutuel. |
• ontstemmen | → verstimmen; verstellen; falsch einstellen; unscharf einstellen | ↔ indisposer — affecter d’une indisposition. |
External Machine Translations: