Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. waarde:
  2. waren:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for waarde:
    • werte, Werte


Dutch

Detailed Translations for waarde from Dutch to German

waarde:

waarde [de ~ (v)] noun

  1. de waarde (betekenis; belang; zin)
    der Wert; die Bedeutung; die Tragweite
  2. de waarde (nut)
    der Nutzen; Vorteil; Gewinn; der Profit
  3. de waarde (merite; verdienste)
    der Wert; die Würde; der Verdienst; die Geltung; die Verdienstlichkeit; Verdienste
  4. de waarde
    der Wert

Translation Matrix for waarde:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bedeutung belang; betekenis; waarde; zin afmeting; bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; dimensie; doel; formaat; grootte; inhoud; maat; mate; nut; omvang; zin
Geltung merite; verdienste; waarde geldigheid; gelding
Gewinn nut; waarde baat; eerbewijs; gewin; gewonnen prijs; hoogte van produktie; nut; nuttigheid; prijs; productiviteit; profijt; winst
Nutzen nut; waarde baat; gewin; nut; nuttigheid; profijt; winst
Profit nut; waarde baat; gewin; profijt; voordeeltje; winst
Tragweite belang; betekenis; waarde; zin bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis
Verdienst merite; verdienste; waarde baat; beloning; bezoldiging; gage; gewin; goede daad; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; profijt; salaris; soldij; verdienstelijkheid; vergoeding; wedde; winst
Verdienste merite; verdienste; waarde inkomsten; merites; ontvangsten; verdiensten
Verdienstlichkeit merite; verdienste; waarde verdienstelijkheid
Vorteil nut; waarde nut; nuttigheid; voordeeltje
Wert belang; betekenis; merite; verdienste; waarde; zin bedoeling; beduidenis; beduiding; belang; betekenis; gewichtigheid
Würde merite; verdienste; waarde deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; gedragenheid; plechtigheid; plechtstatigheid; statigheid; voornaamheid; vormelijkheid; waardigheid; welgemanierdheid
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Gewinn winst
Vorteil vergoeding

Related Words for "waarde":

  • waardes

Related Definitions for "waarde":

  1. wat het aan geld op kan brengen1
    • de waarde van dat huis wordt geschat op drie ton1
  2. wat iets of iemand voor je betekent1
    • zij is van onschatbare waarde voor de zaak1

Wiktionary Translations for waarde:

waarde
noun
  1. iets waar een persoon of een groep van personen belang aan hecht, dit leidt vaak tot het stellen van al dan niet geschreven normen; voorbeelden van waarden zijn: gezondheid, vrijheid, zekerheid, geluk
waarde
noun
  1. meist in Geld ausgedrücktes materielles Äquivalent einer Sache, einer Dienstleistung oder einer Information

Cross Translation:
FromToVia
waarde boolsch; Boolean; Variable Boolean — logic: a variable
waarde Sehr; Geehrter dear — a formal way to start (often after my) addressing somebody one likes or regards kindly
waarde Bedeutung meaning — symbolic value of something
waarde Wert value — quality (positive or negative) that renders something desirable or valuable
waarde Wert worth — value
waarde Bedeutung; Geltung; Wert valeurqualité ou justesse d’une chose, d’une idée, d’un ouvrage.

waren:

waren [de ~] noun, plural

  1. de waren (koopwaar; handelswaar; goederen; waar)
    die Ware; die Güter; die Handelsware

waren verb (waar, waart, waarde, waarden, gewaard)

  1. waren (ronddwalen; dolen)
    irren; herumirren
    • irren verb (irre, irrst, irrt, irrte, irrtet, geirrt)
    • herumirren verb (irre herum, irrst herum, irrt herum, irrte herum, irrtet herum, herumgeirrt)

Conjugations for waren:

o.t.t.
  1. waar
  2. waart
  3. waart
  4. waren
  5. waren
  6. waren
o.v.t.
  1. waarde
  2. waarde
  3. waarde
  4. waarden
  5. waarden
  6. waarden
v.t.t.
  1. heb gewaard
  2. hebt gewaard
  3. heeft gewaard
  4. hebben gewaard
  5. hebben gewaard
  6. hebben gewaard
v.v.t.
  1. had gewaard
  2. had gewaard
  3. had gewaard
  4. hadden gewaard
  5. hadden gewaard
  6. hadden gewaard
o.t.t.t.
  1. zal waren
  2. zult waren
  3. zal waren
  4. zullen waren
  5. zullen waren
  6. zullen waren
o.v.t.t.
  1. zou waren
  2. zou waren
  3. zou waren
  4. zouden waren
  5. zouden waren
  6. zouden waren
diversen
  1. waar!
  2. waart!
  3. gewaard
  4. waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for waren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Güter goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren bezittingen; dingen; eigendommen; goederen; goedje; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; onroerende goederen; onroerende zaken; spullen; vastgoed; verbruiksgoederen; waar; zaakjes; zaken
Handelsware goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren artikelen; goederen; handel; handelsartikel; handelsgoederen; handelsproduct; handelswaar; klandizie; koophandel; koopmansgoederen; koopwaar; nering; verbruiksgoederen; voorwerpen; waar
Ware goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren artikel; basisproduct; ding; goed; goederen; handelsgoederen; handelswaar; item; koopwaar; object; product; verbruiksgoederen; voorwerp; zaak
VerbRelated TranslationsOther Translations
herumirren dolen; ronddwalen; waren omzwerven; zwerven
irren dolen; ronddwalen; waren afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; omzwerven; stranden; verkeerd lopen; zwerven

Related Words for "waren":


Wiktionary Translations for waren:

waren
verb
  1. ronddwalen
waren
  1. von Geistern: spuken

Cross Translation:
FromToVia
waren Obst und Gemüse produce — harvested agricultural goods collectively
waren bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
waren bummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.

Related Translations for waarde