Summary
Dutch to German: more detail...
- dekken:
- dek:
-
Wiktionary:
- dekken → decken, abdecken, Deckung geben, besteigen, bespringen, beziehen, überziehen, belegen, bedecken, einhüllen, verhüllen, zudecken, bespannen
- dek → Deck
- dek → Deck, Schiffsdeck
Dutch
Detailed Translations for dekken from Dutch to German
dekken:
-
het dekken (dakdekken)
-
dekken (overkappen; overwelven)
Conjugations for dekken:
o.t.t.
- dek
- dekt
- dekt
- dekken
- dekken
- dekken
o.v.t.
- dekte
- dekte
- dekte
- dekten
- dekten
- dekten
v.t.t.
- heb gedekt
- hebt gedekt
- heeft gedekt
- hebben gedekt
- hebben gedekt
- hebben gedekt
v.v.t.
- had gedekt
- had gedekt
- had gedekt
- hadden gedekt
- hadden gedekt
- hadden gedekt
o.t.t.t.
- zal dekken
- zult dekken
- zal dekken
- zullen dekken
- zullen dekken
- zullen dekken
o.v.t.t.
- zou dekken
- zou dekken
- zou dekken
- zouden dekken
- zouden dekken
- zouden dekken
en verder
- ben gedekt
- bent gedekt
- is gedekt
- zijn gedekt
- zijn gedekt
- zijn gedekt
diversen
- dek!
- dekt!
- gedekt
- dekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dekken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Dachdecken | dakdekken; dekken | |
Decken | dakdekken; dekken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bedecken | dekken; overkappen; overwelven | bedekken; bekleden; overtrekken |
überdachen | dekken; overkappen; overwelven | overdekken |
Other | Related Translations | Other Translations |
bedecken | bedekken; met iets bestrijken |
Related Words for "dekken":
Synonyms for "dekken":
Related Definitions for "dekken":
Wiktionary Translations for dekken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dekken | → decken; abdecken | ↔ cover — to conceal or protect |
• dekken | → decken; Deckung geben | ↔ cover — protect by shooting |
• dekken | → decken; abdecken | ↔ cover — provide enough money for |
• dekken | → besteigen; bespringen; decken | ↔ cover — copulate |
• dekken | → decken | ↔ set — to arrange with dishes and cutlery |
• dekken | → beziehen; überziehen; belegen; decken; bedecken; einhüllen; verhüllen; zudecken; bespannen | ↔ recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général) |
dekken form of dek:
-
de dek (beddedeken; deken)
-
de dek (bedekking; dekking; overdekking)
Translation Matrix for dek:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bedeckung | bedekking; dek; dekking; overdekking | afdekkap; dak; kap; koepel; overdekking; overkapping |
Bettdecke | beddedeken; dek; deken | beddensprei; sprei |
Decke | beddedeken; dek; deken | afdekkap; dak; dekkleed; geluidsniveau; hoofddeksel; kap; kleed; koepel; overdekking; overkapping; plafond; volume |
Überdecke | beddedeken; dek; deken |