Summary
Dutch to German: more detail...
- plaatshebben:
- plaats hebben:
-
Wiktionary:
- plaatshebben → stattfinden
Dutch
Detailed Translations for plaatshebben from Dutch to German
plaatshebben:
-
plaatshebben
Platz haben-
Platz haben verb
-
Conjugations for plaatshebben:
o.t.t.
- heb plaats
- hebt plaats
- hebt plaats
- hebben plaats
- hebben plaats
- hebben plaats
o.v.t.
- had plaats
- had plaats
- had plaats
- hadden plaats
- hadden plaats
- hadden plaats
v.t.t.
- heb plaats gehad
- hebt plaats gehad
- heeft plaats gehad
- hebben plaats gehad
- hebben plaats gehad
- hebben plaats gehad
v.v.t.
- had plaats gehad
- had plaats gehad
- had plaats gehad
- hadden plaats gehad
- hadden plaats gehad
- hadden plaats gehad
o.t.t.t.
- zal plaatshebben
- zult plaatshebben
- zal plaatshebben
- zullen plaatshebben
- zullen plaatshebben
- zullen plaatshebben
o.v.t.t.
- zou plaatshebben
- zou plaatshebben
- zou plaatshebben
- zouden plaatshebben
- zouden plaatshebben
- zouden plaatshebben
diversen
- heb plaats!
- hebt plaats!
- plaats gehad
- plaats hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plaatshebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Platz haben | plaatshebben |
Wiktionary Translations for plaatshebben:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaatshebben | → stattfinden | ↔ take place — to happen |
plaats hebben:
-
plaats hebben (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaatsvinden; passeren)
geschehen; passieren; sich ereignen-
geschehen verb
-
sich ereignen verb (ereigne mich, ereignest dich, ereignet sich, ereignete sich, ereignetet euch, sich ereignet)
-
-
plaats hebben (zich voordoen; gebeuren; voorkomen)
Conjugations for plaats hebben:
o.t.t.
- heb plaats
- hebt plaats
- hebt plaats
- hebben plaats
- hebben plaats
- hebben plaats
o.v.t.
- had plaats
- had plaats
- had plaats
- hadden plaats
- hadden plaats
- hadden plaats
v.t.t.
- heb plaats gehad
- hebt plaats gehad
- heeft plaats gehad
- hebben plaats gehad
- hebben plaats gehad
- hebben plaats gehad
v.v.t.
- had plaats gehad
- had plaats gehad
- had plaats gehad
- hadden plaats gehad
- hadden plaats gehad
- hadden plaats gehad
o.t.t.t.
- zal plaats hebben
- zult plaats hebben
- zal plaats hebben
- zullen plaats hebben
- zullen plaats hebben
- zullen plaats hebben
o.v.t.t.
- zou plaats hebben
- zou plaats hebben
- zou plaats hebben
- zouden plaats hebben
- zouden plaats hebben
- zouden plaats hebben
diversen
- heb plaats!
- hebt plaats!
- plaats gehad
- plaats hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plaats hebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
geschehen | gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen | overkomen |
passieren | gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen | overkomen |
sich ereignen | gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
geschehen | overkomen; overvallen |
External Machine Translations: