Tand: translate Dutch

Summary

Dutch to German: more detail...

tand:
- Zahn; Zähne
tanden:
- Zähne; Gebiß
- kerben
Wiktionary:
- tand → Zahn, Sägezahn
- tand → Zahn, Sägezahn

German to Dutch: more detail...

tand:
The word tand exists in our database, but we currently do not have a translation from German to Dutch.
- Synonyms for "Tand":
  Kinkerlitzchen; Schmuck; Schnörkel; Verzierungen

Dutch

Detailed Translations for tand from Dutch to German

tand:

tand [de ~ (m)] noun

de tand

– hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak ¹
der Zahn; die Zähne
- Zahn [der ~] noun
- Zähne [die ~] noun

Translation Matrix for tand:

Noun	Related Translations	Other Translations
Zahn	tand
Zähne	tand	alle tanden en kiezen; gebit; tanden

Related Words for "tand":

tanden

Related Definitions for "tand":

hard wit uitsteeksel in boven- en onderkaak¹
- met zijn tanden beet hij in de appel¹
puntig of scherp uitsteeksel aan een voorwerp¹
- drie tanden van de kam zijn afgebroken¹

Wiktionary Translations for tand:

tand

noun

hard wit voorwerp in de mond
- tand → Zahn
scherp uitsteeksel
- tand → Zahn; Sägezahn

tand

noun

Teil des Gebisses von Menschen und Wirbeltieren
- Zahn → tand

Cross Translation:

From	To	Via
• tand	→ Zahn	↔ cog — tooth on a gear
• tand	→ Zahn	↔ tooth — biological tooth
• tand	→ Zahn; Sägezahn	↔ tooth — saw tooth
• tand	→ Zahn	↔ tooth — gear tooth
• tand	→ Zahn	↔ dent — Os de la mâchoire (1)
• tand	→ Zahn; Sägezahn	↔ dent — Dents de scie (2)
• tand	→ Zahn	↔ dent — Dents d’engrenage (2)

tanden:

tanden [de ~] noun, plural

de tanden (alle tanden en kiezen; gebit)
der Zähne; Gebiß
- Zähne [der ~] noun
- Gebiß [das ~] noun

tanden verb (tand, tandt, tandde, tandden, getand)

tanden (uittanden)
kerben
- kerben verb (kerbe, kerbst, kerbt, kerbte, kerbtet, gekerbt)

Conjugations for tanden:

o.t.t.

tand
tandt
tandt
tanden
tanden
tanden

o.v.t.

tandde
tandde
tandde
tandden
tandden
tandden

v.t.t.

heb getand
hebt getand
heeft getand
hebben getand
hebben getand
hebben getand

v.v.t.

had getand
had getand
had getand
hadden getand
hadden getand
hadden getand

o.t.t.t.

zal tanden
zult tanden
zal tanden
zullen tanden
zullen tanden
zullen tanden

o.v.t.t.

zou tanden
zou tanden
zou tanden
zouden tanden
zouden tanden
zouden tanden

en verder

ben getand
bent getand
is getand
zijn getand
zijn getand
zijn getand

diversen

tand!
tandt!
getand
tandend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tanden:

Noun	Related Translations	Other Translations
Gebiß	alle tanden en kiezen; gebit; tanden	gebit; kunstgebit
Zähne	alle tanden en kiezen; gebit; tanden	tand
Verb	Related Translations	Other Translations
kerben	tanden; uittanden	creneleren; insnijden

Related Words for "tanden":

tand

External Machine Translations:

Related Translations for tand

gouden tand

German

Detailed Translations for tand from German to Dutch

Tand:

Synonyms for "Tand":

Kinkerlitzchen; Schmuck; Schnörkel; Verzierungen