Dutch
Detailed Translations for deprimeren from Dutch to German
deprimeren:
-
deprimeren
Conjugations for deprimeren:
o.t.t.
- deprimeer
- deprimeert
- deprimeert
- deprimeren
- deprimeren
- deprimeren
o.v.t.
- deprimeerde
- deprimeerde
- deprimeerde
- deprimeerden
- deprimeerden
- deprimeerden
v.t.t.
- heb gedeprimeerd
- hebt gedeprimeerd
- heeft gedeprimeerd
- hebben gedeprimeerd
- hebben gedeprimeerd
- hebben gedeprimeerd
v.v.t.
- had gedeprimeerd
- had gedeprimeerd
- had gedeprimeerd
- hadden gedeprimeerd
- hadden gedeprimeerd
- hadden gedeprimeerd
o.t.t.t.
- zal deprimeren
- zult deprimeren
- zal deprimeren
- zullen deprimeren
- zullen deprimeren
- zullen deprimeren
o.v.t.t.
- zou deprimeren
- zou deprimeren
- zou deprimeren
- zouden deprimeren
- zouden deprimeren
- zouden deprimeren
en verder
- ben gedeprimeerd
- bent gedeprimeerd
- is gedeprimeerd
- zijn gedeprimeerd
- zijn gedeprimeerd
- zijn gedeprimeerd
diversen
- deprimeer!
- deprimeert!
- gedeprimeerd
- deprimerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for deprimeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
deprimieren | deprimeren |
Wiktionary Translations for deprimeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deprimeren | → deprimieren | ↔ depress — to make depressed, sad or bored |
External Machine Translations: