Dutch
Detailed Translations for opgezet from Dutch to German
opgezet:
-
opgezet (opgezwollen; opgeblazen; gezwollen)
Translation Matrix for opgezet:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
aufgedunsen | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | bol; bolstaand; opgezet dier; pafferig |
geschwollen | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | bombastisch; gezwollen; hoogdravend; opgeblazen; opgezet dier; pompeus |
Wiktionary Translations for opgezet:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opgezet | → ausgestopft | ↔ stuffed — with material |
opgezet form of opzetten:
-
opzetten (iemand opstoken; opjutten)
aufstacheln; aufhetzen; anspitzen-
aufstacheln verb (stachele auf, stachelst auf, stachelt auf, stachelte auf, stacheltet auf, aufgestachelt)
-
-
opzetten
-
opzetten (toenemen; groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
zunehmen; vergrößern; steigern; ansteigen; vermehren; ausbreiten; anschwellen; ausdehnen; ausweiten; aufstocken-
anschwellen verb (schwelle an, schwellst an, schwellt an, schwellte an, schwelltet an, angeschwellt)
Conjugations for opzetten:
o.t.t.
- zet op
- zet op
- zet op
- zetten op
- zetten op
- zetten op
o.v.t.
- zette op
- zette op
- zette op
- zetten op
- zetten op
- zetten op
v.t.t.
- heb opgezet
- hebt opgezet
- heeft opgezet
- hebben opgezet
- hebben opgezet
- hebben opgezet
v.v.t.
- had opgezet
- had opgezet
- had opgezet
- hadden opgezet
- hadden opgezet
- hadden opgezet
o.t.t.t.
- zal opzetten
- zult opzetten
- zal opzetten
- zullen opzetten
- zullen opzetten
- zullen opzetten
o.v.t.t.
- zou opzetten
- zou opzetten
- zou opzetten
- zouden opzetten
- zouden opzetten
- zouden opzetten
en verder
- is opgezet
- zijn opgezet
diversen
- zet op!
- zet op!
- opgezet
- opzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opzetten:
Related Words for "opzetten":
Wiktionary Translations for opzetten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opzetten | → installieren | ↔ install — set something up for use |
• opzetten | → entfalten | ↔ déployer — étendre, développer ce qui ployer. |
• opzetten | → ärgern; erbittern; erzürnen; anfeuern; aufregen; anregen; ermutigen; erregen; reizen; schüren; anfachen; aufreizen | ↔ hérisser — dresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux. |
• opzetten | → polstern | ↔ rembourrer — garnir de bourre, de laine, de crin, etc. |