Dutch
Detailed Translations for bekomen from Dutch to German
bekomen:
-
bekomen (zich hervinden)
bekommen; sich erholen-
sich erholen verb (erhole mich, erholst dich, erholt sich, erholte sich, erholtet euch, sich erholt)
-
bekomen (op zijn verhaal komen)
Conjugations for bekomen:
o.t.t.
- bekom
- bekomt
- bekomt
- bekomen
- bekomen
- bekomen
o.v.t.
- bekwam
- bekwam
- bekwam
- bekwamen
- bekwamen
- bekwamen
v.t.t.
- ben bekomen
- bent bekomen
- is bekomen
- zijn bekomen
- zijn bekomen
- zijn bekomen
v.v.t.
- was bekomen
- was bekomen
- was bekomen
- waren bekomen
- waren bekomen
- waren bekomen
o.t.t.t.
- zal bekomen
- zult bekomen
- zal bekomen
- zullen bekomen
- zullen bekomen
- zullen bekomen
o.v.t.t.
- zou bekomen
- zou bekomen
- zou bekomen
- zouden bekomen
- zouden bekomen
- zouden bekomen
diversen
- bekom!
- bekomt!
- bekomen
- bekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bekomen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aufatmen | bekomen; op zijn verhaal komen | herademen; opgelucht ademhalen; verademen |
bekommen | bekomen; zich hervinden | behalen; halen; iets bemachtigen; in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken; pakken; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen |
sich erholen | bekomen; zich hervinden | opfrissen; relaxen; rusten; uitrusten; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; verpozen |