Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. pluim:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pluim from Dutch to German

pluim:

pluim [de ~] noun

  1. de pluim (veer)
    die Feder
  2. de pluim (helmpluim)
    die Krone; der Wipfel; die Spitze; der Kamm; Haupt

Translation Matrix for pluim:

NounRelated TranslationsOther Translations
Feder pluim; veer klem; pen; pin
Haupt helmpluim; pluim aanvoerster; baas; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; patroon; superieur; voorvrouw; voorwerker
Kamm helmpluim; pluim hanenkam; heuvelkam; heuvelrug; kuif
Krone helmpluim; pluim koningskroon; kroon; tiara 6; tonsuur
Spitze helmpluim; pluim aanvoeren; aanvoering; bergspits; bergtop; bovenkant; bovenzijde; culminatie; eerste plaats; franje; gevel; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; kant; kantkloswerk; kantwerk; leiding; passement; passementerie; piek; pui; punt; summum; tonsuur; top; toppunt; torenspits; uitsteeksel; versierende omzoming; versiering van rafels; voorgaan; voorgevel; voorsprong; voorzijde; zenit
Wipfel helmpluim; pluim

Related Words for "pluim":

  • pluimen, pluimpje, pluimpjes

Wiktionary Translations for pluim:


Cross Translation:
FromToVia
pluim Vogelfeder; Feder feather — element of bird wings
pluim Lob louangediscours ou paroles par lesquelles on relever le mérite de quelqu’un, de quelque action, de quelque chose.

Related Translations for pluim