Summary
Dutch to German: more detail...
- verzuim:
- verzuimen:
-
Wiktionary:
- verzuim → Verzug
- verzuim → Absenz, Abwesenheit, Nichtvorhandensein
- verzuimen → Schwänzer, Schwänzerin, Schulschwänzer, Schulschwänzerin, verpassen
Dutch
Detailed Translations for verzuim from Dutch to German
verzuim:
-
het verzuim (absentie)
-
het verzuim (nalatigheid; verzaking)
die Nachlässigkeit; die Versäumnis; die Fahrlässigkeit; der Verzug; der Verzüge; die Unterlassung; die Absage; die Auslassung; die Vernachlässigung; die Entsagung; die Schlamperei; die Säumnis; der Fehlgriff; die Verleugnung; die Säumigkeit
Translation Matrix for verzuim:
Related Words for "verzuim":
Wiktionary Translations for verzuim:
verzuim
Cross Translation:
noun
-
Verspätung, Rückstand bei der Erfüllung einer ausstehenden Schuld oder Pflicht
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzuim | → Absenz; Abwesenheit; Nichtvorhandensein | ↔ absence — Le fait d’être absent. |
verzuim form of verzuimen:
-
verzuimen (ontbreken; mankeren; afwezig zijn)
-
verzuimen (verzaken)
vernachlässigen; versäumen; unterlassen; verleugnen; abschwören-
vernachlässigen verb (vernachlässige, vernachlässigst, vernachlässigt, vernachlässigte, vernachlässigtet, vernachlässigt)
-
abschwören verb (abschwöre ab, abschwörst ab, abschwört ab, abschwörte ab, abschwörtet ab, abgeschwört)
-
Conjugations for verzuimen:
o.t.t.
- verzuim
- verzuimt
- verzuimt
- verzuimen
- verzuimen
- verzuimen
o.v.t.
- verzuimde
- verzuimde
- verzuimde
- verzuimden
- verzuimden
- verzuimden
v.t.t.
- heb verzuimd
- hebt verzuimd
- heeft verzuimd
- hebben verzuimd
- hebben verzuimd
- hebben verzuimd
v.v.t.
- had verzuimd
- had verzuimd
- had verzuimd
- hadden verzuimd
- hadden verzuimd
- hadden verzuimd
o.t.t.t.
- zal verzuimen
- zult verzuimen
- zal verzuimen
- zullen verzuimen
- zullen verzuimen
- zullen verzuimen
o.v.t.t.
- zou verzuimen
- zou verzuimen
- zou verzuimen
- zouden verzuimen
- zouden verzuimen
- zouden verzuimen
diversen
- verzuim!
- verzuimt!
- verzuimd
- verzuimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verzuimen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abschwören | verzaken; verzuimen | afzweren; een eed afleggen; zweren |
abwesend sein | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen | |
fehlen | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen | een fout maken; zich vergissen |
unterlassen | verzaken; verzuimen | |
verleugnen | verzaken; verzuimen | logenstraffen; loochenen; ontkennen; verloochenen; verzaken |
vernachlässigen | verzaken; verzuimen | nalaten; veronachtzamen; versloffen; verwaarlozen; wegcijferen |
versäumen | afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzaken; verzuimen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
unterlassen | achterwege blijvend |
Related Words for "verzuimen":
Wiktionary Translations for verzuimen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzuimen | → Schwänzer; Schwänzerin; Schulschwänzer; Schulschwänzerin | ↔ truant — One who is absent without permission |
• verzuimen | → verpassen | ↔ omettre — manquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire. |
External Machine Translations: