Genese: translate Dutch

Remove Ads

Summary

Dutch to German: more detail...

genese:
- Wiktionary:
  genese → Genesis, Genese

German to Dutch: more detail...

genesen:
- genezen; cureren; gezond worden; beteren; helen; genezen van ziekte; gezond maken; leven beteren
Wiktionary:
- genesen → bekomen
- genesen → herstellen, genezen, recupereren, helen, behandelen, cureren, beter worden, herkrijgen, herwinnen, binnenkrijgen, incasseren, innen

German

Detailed Translations for genese from German to Dutch

genesen:

genesen verb (genese, genest, genas, genast, genesen)

genesen (kurieren; gesunden)
genezen; cureren
- genezen verb (genees, geneest, genas, genazen, genezen)
- cureren verb (cureer, cureert, cureerde, cureerden, gecureerd)
genesen (gesunden; kurieren)
genezen; gezond worden; beteren; helen
- genezen verb (genees, geneest, genas, genazen, genezen)
- gezond worden verb (word gezond, wordt gezond, werd gezond, werden gezond, gezond geworden)
- beteren verb (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
- helen verb (heel, heelt, heelde, heelden, geheeld)
genesen (kurieren; gesunden; sichbessern)
genezen van ziekte; helen
- genezen van ziekte verb
- helen verb (heel, heelt, heelde, heelden, geheeld)
genesen (gesunden; heilen; kurieren)
gezond maken
- gezond maken verb (maak gezond, maakt gezond, maakte gezond, maakten gezond, gezond gemaakt)
genesen (sichbessern; verbessern; aufbessern; bessern; kurieren; gesunden)
beteren; leven beteren
- beteren verb (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)
- leven beteren verb

Conjugations for genesen:

Präsens

genese
genest
genest
genesen
genest
genesen

Imperfekt

genas
genasest
genas
genasen
genast
genasen

Perfekt

bin genesen
bist genesen
ist genesen
sind genesen
seid genesen
sind genesen

1. Konjunktiv [1]

genese
genesest
genese
genesen
geneset
genesen

2. Konjunktiv

genäse
genäsest
genäse
genäsen
genäset
genäsen

Futur 1

werde genesen
wirst genesen
wird genesen
werden genesen
werdet genesen
werden genesen

1. Konjunktiv [2]

würde genesen
würdest genesen
würde genesen
würden genesen
würdet genesen
würden genesen

Diverses

genese!
geneset!
genesen Sie!
genesen
genesend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for genesen:

Noun	Related Translations	Other Translations
gezond worden		Besserung; Genesung; Gesundung; Heilung
Verb	Related Translations	Other Translations
beteren	aufbessern; bessern; genesen; gesunden; kurieren; sichbessern; verbessern	abhelfen; aufbessern; ausbauen; ausbessern; berichtigen; bessern; ergänzen; erneuern; korrigieren; renovieren; verbessern; vervollkommnen
cureren	genesen; gesunden; kurieren
genezen	genesen; gesunden; kurieren
genezen van ziekte	genesen; gesunden; kurieren; sichbessern
gezond maken	genesen; gesunden; heilen; kurieren
gezond worden	genesen; gesunden; kurieren
helen	genesen; gesunden; kurieren; sichbessern	gestohlene Ware verkaufen; hehlen
leven beteren	aufbessern; bessern; genesen; gesunden; kurieren; sichbessern; verbessern
Modifier	Related Translations	Other Translations
genezen		gesund

Synonyms for "genesen":

auferstehen; aufleben; aufrappeln; erstarken; geheilt werden; gesund werden; gesunden; hochrappeln; sich aufrichten; wieder beleben; erholen; rekonvaleszieren
auf die Beine kommen; auskurieren; erholen; gesund machen; heilen; wiederherstellen

Wiktionary Translations for genesen:

genesen

verb

herstellen
- bekomen → genesen

Cross Translation:

From	To	Via
• genesen	→ herstellen; genezen; recupereren	↔ recover — intransitive: to get better, regain health
• genesen	→ genezen; helen; behandelen; cureren	↔ guérir — délivrer d’un mal physique.
• genesen	→ beter worden; genezen; helen; behandelen; cureren	↔ guérir — Se délivrer d’un mal physique.
• genesen	→ beter worden; genezen; helen; herkrijgen; herwinnen; binnenkrijgen; incasseren; innen	↔ recouvrer — retrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre.

External Machine Translations: