Summary
Dutch
Detailed Translations for slissen from Dutch to German
slissen:
Conjugations for slissen:
o.t.t.
- slis
- slist
- slist
- slissen
- slissen
- slissen
o.v.t.
- sliste
- sliste
- sliste
- slisten
- slisten
- slisten
v.t.t.
- heb geslist
- hebt geslist
- heeft geslist
- hebben geslist
- hebben geslist
- hebben geslist
v.v.t.
- had geslist
- had geslist
- had geslist
- hadden geslist
- hadden geslist
- hadden geslist
o.t.t.t.
- zal slissen
- zult slissen
- zal slissen
- zullen slissen
- zullen slissen
- zullen slissen
o.v.t.t.
- zou slissen
- zou slissen
- zou slissen
- zouden slissen
- zouden slissen
- zouden slissen
en verder
- ben geslist
- bent geslist
- is geslist
- zijn geslist
- zijn geslist
- zijn geslist
diversen
- slis!
- slist!
- geslist
- slissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slissen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
brabbeln | slissen | bazelen; kletspraat verkopen; lallen; lullen; mompelen; morren; murmelen; murmeren; ontevreden mompelen; prevelen; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen |
brummeln | slissen | brommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; sakkeren |
lispeln | slissen | fluisteren; lispelen; mompelen; prevelen; sissen; smiespelen; smoezen |
munkeln | slissen | emailleren; fluisteren; moffelen; smiespelen; smoezen |
murmeln | slissen | emailleren; moffelen; mompelen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; prevelen |
quaken | slissen | etteren; griepen; klieren; kwaken; kwekken; kwetteren; snateren; zeiken |