Dutch

Detailed Translations for afzonderlijk from Dutch to German

afzonderlijk:


Translation Matrix for afzonderlijk:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
getrennt afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgescheiden; gesepareerd; verbroken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgeschieden afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
abgesondert afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; in quarantaine
abgschieden afzonderlijk; apart
absonderlich afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; ongewoon; typisch; uitheems; vreemd; vreemdsoortig; zonderling
alleinstehend afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand alleenstaand; ongebonden; op zichzelf; op zichzelf levend; single; vrijgezel
apart afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; bovenmatig; buitengemeen; buitensporig; chic; elegant; esthetisch; extreem; mateloos; modieuze verfijning; smaakvol; stijlvol; tomeloos; uitermate; verfijnd
diskret afzonderlijk; apart bescheiden; discreet; discrete; ingetogen; kies
eigenständig afzonderlijk; apart nationaal; vaderlands
einmalig afzonderlijk; apart; separaat allerliefst; betoverend; dottig; eenmalig; enig; fantastisch; fenomenaal; geweldig; groots; heerlijk; kostelijk; lief; luisterrijk; magnifiek; prachtig; puik; schattig; schitterend; snoezig; uitstekend; uniek; vertederend; voortreffelijk
einzeln afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand een voor een; individueel; per stuk; stuksgewijs
einzelstehend afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand alleenstaand; single
einzig afzonderlijk; apart; separaat allerliefst; dottig; enig; heerlijk; kostelijk; lief; schattig; snoezig; uitstekend; vertederend; voortreffelijk
freistehend afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
gesondert afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgescheiden
jeder für sich afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
separat afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
vereinzelt afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand incidenteel; sporadisch; zelden

Related Words for "afzonderlijk":

  • afzonderlijke

Wiktionary Translations for afzonderlijk:


Cross Translation:
FromToVia
afzonderlijk einzeln; getrennt; separat separate — apart from; not connected to
afzonderlijk abgesondert; besonder; einzeln; separat; gesondert; getrennt; abgetrennt particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.