Treffer: translate Dutch

Summary

Dutch to German: more detail...

treffer:
- Tor; Treffer; Klapper; Hit; Glücksfall; Glückstreffer; unerwartetes Glück; Zufallstreffer; Glücksfälle; Treffer ins Schwarze
Wiktionary:
- treffer → Treffer

German to Dutch: more detail...

Treffer:
- doelpunt; goal; treffer; succes; bestseller; hit; tref; gelukje; successtuk
Wiktionary:
- Treffer → treffer
- Treffer → stoot, slag

Dutch

Detailed Translations for treffer from Dutch to German

treffer:

treffer [de ~ (m)] noun

de treffer (doelpunt; goal)
Tor; der Treffer
- Tor [das ~] noun
- Treffer [der ~] noun
de treffer (succesnummer; succes; hit; kraker; topper; successtuk; klapper; schlager; kasstuk)
der Klapper; der Hit
- Klapper [der ~] noun
- Hit [der ~] noun
de treffer (toevalstreffer; gelukstreffer; buitenkansje)
der Glücksfall; der Glückstreffer; unerwartetes Glück; der Zufallstreffer; die Glücksfälle
- Glücksfall [der ~] noun
- Glückstreffer [der ~] noun
- unerwartetes Glück [das ~] noun
- Zufallstreffer [der ~] noun
- Glücksfälle [die ~] noun
de treffer (schot in de roos; hit; raakschot)
der Treffer ins Schwarze
- Treffer ins Schwarze [der ~] noun
de treffer
der Treffer
- Treffer [der ~] noun

Translation Matrix for treffer:

Noun	Related Translations	Other Translations
Glücksfall	buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer	buitenkans; buitenkansje; fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; tref; voordeel
Glücksfälle	buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer	buitenkans; buitenkansje; fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; het gelukkig-zijn; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; voordeel
Glückstreffer	buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer	buitenkansje; gelukkig toeval; geluksstoot; meevaller; opsteker; voordeel
Hit	hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer	bestseller; hit; mazzel; meevaller; succes; successtuk
Klapper	hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer	applaudisseur; klapper; klepel; kleppel; klepper; knalbonbon; ratel; rotje
Tor	doelpunt; goal; treffer	achterlijke; doeltrap; dolleman; dommerik; dwaas; geesteszieke; gek; grote deur; hofnar; idioot; imbeciel; krankzinnige; mallerd; malloot; nar; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; poort; simpele ziel; toegangspoort; waanzinnige; zot; zottin
Treffer	doelpunt; goal; treffer	bestseller; gelukje; hit; succes; successtuk; tref
Treffer ins Schwarze	hit; raakschot; schot in de roos; treffer
Zufallstreffer	buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer	buitenkansje; gelukje; gelukkig toeval; geluksstoot; mazzeltje; meevaller; meevallertje; opsteker; voordeel
unerwartetes Glück	buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer	buitenkans; buitenkansje; gelukje; gelukkig toeval; mazzel; mazzeltje; meevaller; opsteker; tref; voordeel

Related Words for "treffer":

treffers

Wiktionary Translations for treffer:

treffer

noun

treffender beziehungsweise im bestimmten Ziel sitzender Schuss, Hieb, Wurf oder Schlag
- Treffer → treffer

German

Detailed Translations for treffer from German to Dutch

Treffer:

Treffer [der ~] noun

der Treffer (Tor)
het doelpunt; de goal; de treffer
- doelpunt [het ~] noun
- goal [de ~ (m)] noun
- treffer [de ~ (m)] noun
der Treffer (Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager)
het succes; de bestseller; de hit
- succes [het ~] noun
- bestseller [de ~ (m)] noun
- hit [de ~ (m)] noun
der Treffer (Glück; Glücksfall; unerwartetes Glück)
de tref
- tref [de ~ (m)] noun
der Treffer (Glücksfall; Glück; unerwartetes Glück; Glücksfälle; Zufallstreffer)
het gelukje
- gelukje [het ~] noun
der Treffer (Hit; Schlager)
het successtuk
- successtuk [het ~] noun
der Treffer
de treffer
- treffer [de ~ (m)] noun

Translation Matrix for Treffer:

Noun	Related Translations	Other Translations
bestseller	Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer	Bestseller; Erfolgsroman
doelpunt	Tor; Treffer
gelukje	Glück; Glücksfall; Glücksfälle; Treffer; Zufallstreffer; unerwartetes Glück
goal	Tor; Treffer	Absicht; Endziel; Tor bei einem Fußballspiel; Ziel; Zielscheibe; Zweck
hit	Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer	Hit; Klapper; Treffer ins Schwarze
succes	Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer	Anschlagen; Eintippen; Erfolg; Gelingen; Glück; Hit; Klapper
successtuk	Hit; Schlager; Treffer	Hit; Klapper
tref	Glück; Glücksfall; Treffer; unerwartetes Glück
treffer	Tor; Treffer	Glücksfall; Glücksfälle; Glückstreffer; Hit; Klapper; Treffer ins Schwarze; Zufallstreffer; unerwartetes Glück

Synonyms for "Treffer":

Gewinn; Glückslos; Preis; Siegespreis
Tor

Wiktionary Translations for Treffer:

Treffer

noun

treffender beziehungsweise im bestimmten Ziel sitzender Schuss, Hieb, Wurf oder Schlag
- Treffer → treffer

Cross Translation:

From	To	Via
• Treffer	→ stoot; slag	↔ hit — blow, punch

Related Translations for treffer

Treffer ins Schwarze

Dutch and German Translation Search Results for treffer

Detailed Translations for treffer from Dutch to German

treffer:

treffer [de ~ (m)] noun

de treffer (doelpunt; goal)

de treffer (succesnummer; succes; hit; kraker; topper; successtuk; klapper; schlager; kasstuk)

de treffer (toevalstreffer; gelukstreffer; buitenkansje)

de treffer (schot in de roos; hit; raakschot)

de treffer

Translation Matrix for treffer:

Related Words for "treffer":

Wiktionary Translations for treffer:

Detailed Translations for treffer from German to Dutch

Treffer:

Treffer [der ~] noun

der Treffer (Tor)

der Treffer (Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager)

der Treffer (Glück; Glücksfall; unerwartetes Glück)

der Treffer (Glücksfall; Glück; unerwartetes Glück; Glücksfälle; Zufallstreffer)

der Treffer (Hit; Schlager)

der Treffer

Translation Matrix for Treffer:

Synonyms for "Treffer":

Wiktionary Translations for Treffer:

Related Translations for treffer