Dutch
Detailed Translations for uitspitten from Dutch to German
uitspitten: (*Using Word and Sentence Splitter)
- uit: von hier; aus; klar; fertig; bereit; geschafft; erledigt; beendet; einsatzbereit; vollendet; parat; ab jetzt
- pitten: pennen; entkernen; schlafen; schlummern
- spitten: umpflügen; unterpflügen
- uiten: mitteilen; ausdrücken; in Worte fassen; sich aus drücken; äußern
- spit: Spieß; Speer
- pit: Stein; Schwung; Kern; Nuß; Elan; Fruchtkern; Docht; Kerzendocht; Dochte
Spelling Suggestions for: uitspitten
Wiktionary Translations for uitspitten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitspitten | → ausgraben | ↔ quarry — extract by long, tedious searching |
External Machine Translations: