Dutch
Detailed Translations for afgegrensd from Dutch to German
afgegrensd:
-
afgegrensd
abgegrenzt-
abgegrenzt adj
-
Translation Matrix for afgegrensd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
abgegrenzt | afgegrensd |
Related Words for "afgegrensd":
afgrenzen:
-
afgrenzen (van grenzen voorzien; begrenzen)
begrenzen; beschränken; einschränken; eindämmen-
einschränken verb (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
Conjugations for afgrenzen:
o.t.t.
- grens af
- grenst af
- grenst af
- grenzen af
- grenzen af
- grenzen af
o.v.t.
- grensde af
- grensde af
- grensde af
- grensden af
- grensden af
- grensden af
v.t.t.
- heb afgegrensd
- hebt afgegrensd
- heeft afgegrensd
- hebben afgegrensd
- hebben afgegrensd
- hebben afgegrensd
v.v.t.
- had afgegrensd
- had afgegrensd
- had afgegrensd
- hadden afgegrensd
- hadden afgegrensd
- hadden afgegrensd
o.t.t.t.
- zal afgrenzen
- zult afgrenzen
- zal afgrenzen
- zullen afgrenzen
- zullen afgrenzen
- zullen afgrenzen
o.v.t.t.
- zou afgrenzen
- zou afgrenzen
- zou afgrenzen
- zouden afgrenzen
- zouden afgrenzen
- zouden afgrenzen
diversen
- grens af!
- grenst af!
- afgegrensd
- afgrenzende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze