Dutch
Detailed Translations for afgehandeld from Dutch to German
afgehandeld:
Translation Matrix for afgehandeld:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
erledigt | afgehandeld | af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij |
afhandelen:
-
afhandelen (twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen)
Conjugations for afhandelen:
o.t.t.
- handel af
- handelt af
- handelt af
- handelen af
- handelen af
- handelen af
o.v.t.
- handelde af
- handelde af
- handelde af
- handelden af
- handelden af
- handelden af
v.t.t.
- heb afgehandeld
- hebt afgehandeld
- heeft afgehandeld
- hebben afgehandeld
- hebben afgehandeld
- hebben afgehandeld
v.v.t.
- had afgehandeld
- had afgehandeld
- had afgehandeld
- hadden afgehandeld
- hadden afgehandeld
- hadden afgehandeld
o.t.t.t.
- zal afhandelen
- zult afhandelen
- zal afhandelen
- zullen afhandelen
- zullen afhandelen
- zullen afhandelen
o.v.t.t.
- zou afhandelen
- zou afhandelen
- zou afhandelen
- zouden afhandelen
- zouden afhandelen
- zouden afhandelen
diversen
- handel af!
- handelt af!
- afgehandeld
- afhandelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afhandelen
Translation Matrix for afhandelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abwickeln | afhandelen | afwikkelen; zaakafwikkeling |
Erledigen | afhandelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abhandeln | afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen | afdingen; afpingelen; behandelen; iets afhandelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren |
abwickeln | afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen | afwinden |
beilegen | afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen | bijbetalen; bijdoen; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; erbij tellen; erbij voegen; goedmaken; insluiten; kwijten; optellen; ruzie afsluiten; schikken; toevoegen; verzoenen; vrede sluiten |
schlichten | afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen | bedaren; bemiddelen; bijleggen; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; kalmeren; meebetalen; schikken; sussen; tot kalmte manen; tussenbeide komen; tussenkomen; verzoenen; vrede sluiten |
External Machine Translations: