Dutch

Detailed Translations for amuseren from Dutch to German

amuseren:

amuseren verb (amuseer, amuseert, amuseerde, amuseerden, geamuseerd)

  1. amuseren (genot hebben van; genieten)
    genießen; amüsieren; ergötzen; belustigen; unterhalten
    • genießen verb (genieße, genießt, genoß, genoßt, genossen)
    • amüsieren verb (amüsiere, amüsierst, amüsiert, amüsierte, amüsiertet, amüsiert)
    • ergötzen verb (ergötze, ergötzt, ergötzte, ergötztet, ergötzt)
    • belustigen verb (belustige, belustigst, belustigt, belustigte, belustigtet, belustigt)
    • unterhalten verb (unterhalte, unterhälst, unterhält, unterhielt, unterhieltet, unterhalten)

Conjugations for amuseren:

o.t.t.
  1. amuseer
  2. amuseert
  3. amuseert
  4. amuseren
  5. amuseren
  6. amuseren
o.v.t.
  1. amuseerde
  2. amuseerde
  3. amuseerde
  4. amuseerden
  5. amuseerden
  6. amuseerden
v.t.t.
  1. heb geamuseerd
  2. hebt geamuseerd
  3. heeft geamuseerd
  4. hebben geamuseerd
  5. hebben geamuseerd
  6. hebben geamuseerd
v.v.t.
  1. had geamuseerd
  2. had geamuseerd
  3. had geamuseerd
  4. hadden geamuseerd
  5. hadden geamuseerd
  6. hadden geamuseerd
o.t.t.t.
  1. zal amuseren
  2. zult amuseren
  3. zal amuseren
  4. zullen amuseren
  5. zullen amuseren
  6. zullen amuseren
o.v.t.t.
  1. zou amuseren
  2. zou amuseren
  3. zou amuseren
  4. zouden amuseren
  5. zouden amuseren
  6. zouden amuseren
diversen
  1. amuseer!
  2. amuseert!
  3. geamuseerd
  4. amuserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

amuseren [znw.] noun

  1. amuseren (vermaken)
    Amüsieren

Translation Matrix for amuseren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Amüsieren amuseren; vermaken
VerbRelated TranslationsOther Translations
amüsieren amuseren; genieten; genot hebben van aanstaan; believen; bezig houden; goeddunken; iemand amuseren; vermaken
belustigen amuseren; genieten; genot hebben van aanstaan; believen; goeddunken
ergötzen amuseren; genieten; genot hebben van aanstaan; believen; goeddunken; vergapen aan; verlustigen
genießen amuseren; genieten; genot hebben van bikken; binnenkrijgen; dineren; eten; lekker eten; naar binnen werken; oppeuzelen; opslokken; opvreten; savoureren; smikkelen; smullen; tafelen; uitgebreid eten; verslinden; verzwelgen; zwelgen
unterhalten amuseren; genieten; genot hebben van aanstaan; believen; bezet zijn; bezig houden; financieel steunen; goeddunken; iemand amuseren; in gesprek zijn; onderhouden; vermaken; zich bezighouden met
ModifierRelated TranslationsOther Translations
unterhalten onderhouden; verzorgd

Wiktionary Translations for amuseren:

amuseren
verb
  1. op aangename wijze een indruk op iemand maken, iemand doen (glim)lachen
  2. zich ~ met genoegen scheppen in een activiteit

Cross Translation:
FromToVia
amuseren amüsieren; vergnügen amuse — to entertain or occupy in a pleasant manner
amuseren erheitern; belustigen amuse — to cause laughter
amuseren unterhalten entertain — to amuse
amuseren unterhalten; amüsieren; belustigen; ergötzen; vergnügen amuserdivertir par des choses agréables.

External Machine Translations:

Related Translations for amuseren