Dutch
Detailed Translations for beethouden from Dutch to German
beethouden:
-
beethouden
Conjugations for beethouden:
o.t.t.
- houd beet
- houdt beet
- houdt beet
- houden beet
- houden beet
- houden beet
o.v.t.
- hield beeld
- hield beeld
- hield beeld
- hielden beeld
- hielden beeld
- hielden beeld
v.t.t.
- heb beetgehouden
- hebt beetgehouden
- heeft beetgehouden
- hebben beetgehouden
- hebben beetgehouden
- hebben beetgehouden
v.v.t.
- had beetgehouden
- had beetgehouden
- had beetgehouden
- hadden beetgehouden
- hadden beetgehouden
- hadden beetgehouden
o.t.t.t.
- zal beethouden
- zult beethouden
- zal beethouden
- zullen beethouden
- zullen beethouden
- zullen beethouden
o.v.t.t.
- zou beethouden
- zou beethouden
- zou beethouden
- zouden beethouden
- zouden beethouden
- zouden beethouden
diversen
- houd beet!
- houdt beet!
- beetgehouden
- beethoudende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beethouden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
festhalten | beethouden | aanklampen; beet hebben; beetgrijpen; beetpakken; bevestigen; detineren; gevangenhouden; grijpen; in hechtenis houden; indexeren; knellen; niet laten gaan; van indexnummers voorzien; vastbinden; vasthebben; vasthouden; vastklampen; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastpakken; vastzetten; verbinden; verzekeren |