Summary
Dutch
Detailed Translations for begon from Dutch to German
begon form of beginnen:
-
beginnen (aanvangen; starten; van start gaan)
-
beginnen (een begin nemen; aanbreken)
-
beginnen (aanknopen; aanbinden)
-
beginnen (inluiden; starten)
-
beginnen (op gang komen; inzetten; intreden)
Conjugations for beginnen:
o.t.t.
- begin
- begint
- begint
- beginnen
- beginnen
- beginnen
o.v.t.
- begon
- begon
- begon
- begonnen
- begonnen
- begonnen
v.t.t.
- ben begonnen
- bent begonnen
- is begonnen
- zijn begonnen
- zijn begonnen
- zijn begonnen
v.v.t.
- was begonnen
- was begonnen
- was begonnen
- waren begonnen
- waren begonnen
- waren begonnen
o.t.t.t.
- zal beginnen
- zult beginnen
- zal beginnen
- zullen beginnen
- zullen beginnen
- zullen beginnen
o.v.t.t.
- zou beginnen
- zou beginnen
- zou beginnen
- zouden beginnen
- zouden beginnen
- zouden beginnen
diversen
- begin!
- begint!
- begonnen
- beginnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beginnen:
Related Words for "beginnen":
Synonyms for "beginnen":
Antonyms for "beginnen":
Related Definitions for "beginnen":
Wiktionary Translations for beginnen:
beginnen
beginnen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beginnen | → starten; beginnen; anfangen | ↔ begin — To start, to initiate or take the first step into something. |
• beginnen | → Beginn; Anfang | ↔ start — beginning of an activity |
• beginnen | → anfangen; beginnen; starten | ↔ start — to begin |
• beginnen | → beginnen | ↔ start — of an activity, to begin |
• beginnen | → anbrechen; anfangen; beginnen | ↔ commencer — engager une action ; entreprendre une tâche. |
• beginnen | → anfangen; beginnen; starten | ↔ débuter — commencer. |