Summary
Dutch to German: more detail...
- behoedend:
- behoeden:
-
Wiktionary:
- behoeden → gaumen
- behoeden → Schutz, schützen, beschützen, schirmen, begünstigen, beschirmen, protektieren, geloben, verheißen, versprechen, zusagen, ausführen, bestellen, erfüllen, leisten, bürgen, Gewähr leisten, haften, verbürgen, behaupten, bestätigen, vergewissern, versichern, beteuern, zusichern, sicherstellen, hüten, behüten, bewachen, überwachen, bewahren
Dutch
Detailed Translations for behoedend from Dutch to German
behoedend:
-
behoedend (beschermend)
Translation Matrix for behoedend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
behütend | behoedend; beschermend | |
schützend | behoedend; beschermend | beveiligend; contraceptief; preventief; voorbehoedend |
behoeden:
-
behoeden (beschermen; behouden; in bescherming nemen)
beschützen; behüten; bewahren; beaufsichtigen; hüten; aufpassen; achtgeben; abschirmen-
beschützen verb
-
beaufsichtigen verb (beaufsichtige, beaufsichtigst, beaufsichtigt, beaufsichtigte, beaufsichtigtet, beaufsichtigt)
-
achtgeben verb
-
-
behoeden (bewaren; beschermen)
Conjugations for behoeden:
o.t.t.
- behoed
- behoedt
- behoedt
- behoeden
- behoeden
- behoeden
o.v.t.
- behoedde
- behoedde
- behoedde
- behoedden
- behoedden
- behoedden
v.t.t.
- heb behoed
- hebt behoed
- heeft behoed
- hebben behoed
- hebben behoed
- hebben behoed
v.v.t.
- had behoed
- had behoed
- had behoed
- hadden behoed
- hadden behoed
- hadden behoed
o.t.t.t.
- zal behoeden
- zult behoeden
- zal behoeden
- zullen behoeden
- zullen behoeden
- zullen behoeden
o.v.t.t.
- zou behoeden
- zou behoeden
- zou behoeden
- zouden behoeden
- zouden behoeden
- zouden behoeden
diversen
- behoed!
- behoedt!
- behoed
- behoedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for behoeden:
Wiktionary Translations for behoeden:
behoeden
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• behoeden | → Schutz; schützen; beschützen; schirmen | ↔ abriter — mettre à l'abri |
• behoeden | → begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; geloben; verheißen; versprechen; zusagen; ausführen; bestellen; erfüllen; leisten; bürgen; Gewähr leisten; haften; verbürgen; behaupten; bestätigen; vergewissern; versichern; beteuern; zusichern; sicherstellen | ↔ assurer — rendre stable. |
• behoeden | → begünstigen; beschirmen; protektieren; schützen; beschützen; hüten; behüten; bewachen; überwachen | ↔ protéger — prendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui. |
• behoeden | → bewahren; schützen | ↔ préserver — préserver |