Summary
Dutch to German: more detail...
- behoren:
-
Wiktionary:
- behoren → gehören
- behoren → hingehören, dazugehören, sind Element von, ist Element von, gehören, angehören, zugehören
Dutch
Detailed Translations for behoorden from Dutch to German
behoren:
-
behoren (toebehoren)
Conjugations for behoren:
o.t.t.
- behoor
- behoort
- behoort
- behoren
- behoren
- behroen
o.v.t.
- behoorde
- behoorde
- behoorde
- behoorden
- behoorden
- behoorden
v.t.t.
- heb behoord
- hebt behoord
- heeft behoord
- hebben behoord
- hebben behoord
- hebben behoord
v.v.t.
- had behoord
- had behoord
- had behoord
- hadden behoord
- hadden behoord
- hadden behoord
o.t.t.t.
- zal behoren
- zult behoren
- zal behoren
- zullen behoren
- zullen behoren
- zullen behoren
o.v.t.t.
- zou behoren
- zou behoren
- zou behoren
- zouden behoren
- zouden behoren
- zouden behoren
diversen
- behoor!
- behoort!
- behoord
- behorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for behoren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gehören | behoren; toebehoren | behoren bij; behoren tot; dienen; gebruikelijk zijn; horen; moeten; toebehoren aan; verplicht zijn; zijn van |
hingehören | behoren; toebehoren | behoren bij; behoren tot; thuishoren; toebehoren aan; zijn van |
zugehören | behoren; toebehoren |
Wiktionary Translations for behoren:
behoren
Cross Translation:
verb
behoren
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• behoren | → hingehören; dazugehören | ↔ belong — be accepted in a group |
• behoren | → sind Element von; ist Element von | ↔ belong — set theory: be an element of |
• behoren | → gehören | ↔ pertain — to belong |
• behoren | → gehören; angehören; zugehören | ↔ appartenir — être la propriété légitime de quelqu’un, que celui à qui est la chose l’ait en sa possession ou non. |