Dutch
Detailed Translations for bekostigen from Dutch to German
bekostigen:
-
bekostigen
Conjugations for bekostigen:
o.t.t.
- bekostig
- bekostigt
- bekostigt
- bekostigen
- bekostigen
- bekostigen
o.v.t.
- bekostigde
- bekostigde
- bekostigde
- bekostigden
- bekostigden
- bekostigden
v.t.t.
- heb bekostigd
- hebt bekostigd
- heeft bekostigd
- hebben bekostigd
- hebben bekostigd
- hebben bekostigd
v.v.t.
- had bekostigd
- had bekostigd
- had bekostigd
- hadden bekostigd
- hadden bekostigd
- hadden bekostigd
o.t.t.t.
- zal bekostigen
- zult bekostigen
- zal bekostigen
- zullen bekostigen
- zullen bekostigen
- zullen bekostigen
o.v.t.t.
- zou bekostigen
- zou bekostigen
- zou bekostigen
- zouden bekostigen
- zouden bekostigen
- zouden bekostigen
diversen
- bekostig!
- bekostigt!
- bekostigd
- bekostigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bekostigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
Die Kosten für etwas tragen | bekostigen |
Wiktionary Translations for bekostigen:
bekostigen
verb
-
ervoor zorgen dat de kosten betaald worden
- bekostigen → bezahlen; finanzieren