Summary
Dutch to German: more detail...
- bevangen:
-
Wiktionary:
- bevangen → bewältigen, meistern, bemeistern, siegen, besiegen, überwinden, überflügeln, übersteigen, überragen, übertreffen, bang, zaghaft, schüchtern
Dutch
Detailed Translations for bevang from Dutch to German
bevangen:
-
bevangen
-
bevangen
Conjugations for bevangen:
o.t.t.
- bevang
- bevangt
- bevangt
- bevangen
- bevangen
- bevangen
o.v.t.
- beving
- beving
- beving
- bevingen
- bevingen
- bevingen
v.t.t.
- heb bevangen
- hebt bevangen
- heeft bevangen
- hebben bevangen
- hebben bevangen
- hebben bevangen
v.v.t.
- had bevangen
- had bevangen
- had bevangen
- hadden bevangen
- hadden bevangen
- hadden bevangen
o.t.t.t.
- zal bevangen
- zult bevangen
- zal bevangen
- zullen bevangen
- zullen bevangen
- zullen bevangen
o.v.t.t.
- zou bevangen
- zou bevangen
- zou bevangen
- zouden bevangen
- zouden bevangen
- zouden bevangen
diversen
- bevang!
- bevangt!
- bevangen
- bevangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bevangen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
überfallen | bevangen | beroven; iemand overvallen met iets; onteren; ontwijden; overrompelen; overvallen; roven; verrassen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
befangen | bevangen | bedeesd; beschroomd; bevooroordeeld; bleu; geremd; ingehouden; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; timide; verlegen |
übermannen | bevangen |
Related Words for "bevangen":
Wiktionary Translations for bevangen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bevangen | → bewältigen; meistern; bemeistern; siegen; besiegen; überwinden; überflügeln; übersteigen; überragen; übertreffen | ↔ surmonter — monter au-dessus. |
• bevangen | → bang; zaghaft; schüchtern | ↔ timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance. |
• bevangen | → bewältigen; meistern; bemeistern; siegen; besiegen; überwinden | ↔ vaincre — remporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre. |
External Machine Translations: