Summary
Dutch to German: more detail...
- compromitteren:
-
Wiktionary:
- compromitteren → kompromittieren
- compromitteren → beeinträchtigen
Dutch
Detailed Translations for compromitteren from Dutch to German
compromitteren:
compromitteren verb (compromitteer, compromitteert, compromitteerde, compromitteerden, gecompromitteerd)
-
compromitteren
Conjugations for compromitteren:
o.t.t.
- compromitteer
- compromitteert
- compromitteert
- compromitteren
- compromitteren
- compromitteren
o.v.t.
- compromitteerde
- compromitteerde
- compromitteerde
- compromitteerden
- compromitteerden
- compromitteerden
v.t.t.
- heb gecompromitteerd
- hebt gecompromitteerd
- heeft gecompromitteerd
- hebben gecompromitteerd
- hebben gecompromitteerd
- hebben gecompromitteerd
v.v.t.
- had gecompromitteerd
- had gecompromitteerd
- had gecompromitteerd
- hadden gecompromitteerd
- hadden gecompromitteerd
- hadden gecompromitteerd
o.t.t.t.
- zal compromitteren
- zult compromitteren
- zal compromitteren
- zullen compromitteren
- zullen compromitteren
- zullen compromitteren
o.v.t.t.
- zou compromitteren
- zou compromitteren
- zou compromitteren
- zouden compromitteren
- zouden compromitteren
- zouden compromitteren
diversen
- compromitteer!
- compromitteert!
- gecompromitteerd
- compromitterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for compromitteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
kompromittieren | compromitteren |
Wiktionary Translations for compromitteren:
compromitteren
Cross Translation:
verb
-
(transitiv) jemanden bloßstellen; in Verlegenheit bringen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• compromitteren | → beeinträchtigen | ↔ compromise — to cause impairment of |