Dutch

Detailed Translations for doorkomen from Dutch to German

doorkomen:

doorkomen verb (kom door, komt door, kwam door, kwamen door, doorgekomen)

  1. doorkomen
    durchkommen
    • durchkommen verb (komme durch, kommst durch, kommt durch, kam durch, kamet durch, durchgekommen)

Conjugations for doorkomen:

o.t.t.
  1. kom door
  2. komt door
  3. komt door
  4. komen door
  5. komen door
  6. komen door
o.v.t.
  1. kwam door
  2. kwam door
  3. kwam door
  4. kwamen door
  5. kwamen door
  6. kwamen door
v.t.t.
  1. ben doorgekomen
  2. bent doorgekomen
  3. is doorgekomen
  4. zijn doorgekomen
  5. zijn doorgekomen
  6. zijn doorgekomen
v.v.t.
  1. was doorgekomen
  2. was doorgekomen
  3. was doorgekomen
  4. waren doorgekomen
  5. waren doorgekomen
  6. waren doorgekomen
o.t.t.t.
  1. zal doorkomen
  2. zult doorkomen
  3. zal doorkomen
  4. zullen doorkomen
  5. zullen doorkomen
  6. zullen doorkomen
o.v.t.t.
  1. zou doorkomen
  2. zou doorkomen
  3. zou doorkomen
  4. zouden doorkomen
  5. zouden doorkomen
  6. zouden doorkomen
diversen
  1. kom door!
  2. komt door!
  3. doorgekomen
  4. doorkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorkomen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchkommen doorkomen erdoor komen

Wiktionary Translations for doorkomen:


Cross Translation:
FromToVia
doorkomen Erfolg haben; gelingen; bestehen abouterjoindre (deux choses) bout à bout.
doorkomen Erfolg haben; gelingen; bestehen; geschehen; passieren; sich ereignen; stattfinden; vorkommen; hingeraten; ankommen; eintreffen; gelangen; zukommen; herzukommen arriverparvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur.
doorkomen gelangen; anlangen; erreichen; ankommen parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
doorkomen Erfolg haben; gelingen; bestehen réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue.