Dutch

Detailed Translations for dorste from Dutch to German

dorsen:

dorsen verb (dors, dorst, dorste, dorsten, gedorst)

  1. dorsen
    dreschen
    • dreschen verb (dresche, drescht, drischt, draschte, draschtet, gedrescht)

Conjugations for dorsen:

o.t.t.
  1. dors
  2. dorst
  3. dorst
  4. dorsen
  5. dorsen
  6. dorsen
o.v.t.
  1. dorste
  2. dorste
  3. dorste
  4. dorsten
  5. dorsten
  6. dorsten
v.t.t.
  1. heb gedorst
  2. hebt gedorst
  3. heeft gedorst
  4. hebben gedorst
  5. hebben gedorst
  6. hebben gedorst
v.v.t.
  1. had gedorst
  2. had gedorst
  3. had gedorst
  4. hadden gedorst
  5. hadden gedorst
  6. hadden gedorst
o.t.t.t.
  1. zal dorsen
  2. zult dorsen
  3. zal dorsen
  4. zullen dorsen
  5. zullen dorsen
  6. zullen dorsen
o.v.t.t.
  1. zou dorsen
  2. zou dorsen
  3. zou dorsen
  4. zouden dorsen
  5. zouden dorsen
  6. zouden dorsen
diversen
  1. dors!
  2. dorst!
  3. gedorst
  4. dorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dorsen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dreschen dorsen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren

Wiktionary Translations for dorsen:

dorsen
  1. (transitiv) Landwirtschaft: bei Getreide, Hülsenfrüchten u.dgl. die Körner vom Stroh trennen durch Trampeln, Schlagen, Walzen oder mit einer Dreschmaschine

Cross Translation:
FromToVia
dorsen dreschen flail — to thresh
dorsen dreschen thresh — to separate the grain from the straw or husks
dorsen applaudieren; aufsprengen; aufwühlen; ausdreschen; aushämmern; ausklopfen; Beifall spenden; besiegen; buttern; dengeln; dreschen; gewinnen; hauen; klatschen; klopfen; losdreschen; münzen; peitschen; prasseln; prügeln; pulsieren; quirlen; schlagen; schlagen gegen; schütteln; übersteigen; verbuttern; verdreschen; zusammenschlagen battrefrapper de coups répétés.
dorsen dreschen; ausdreschen; losdreschen rosser — (familier, fr) battre quelqu’un violemment, le rouer de coups.

dor:


Translation Matrix for dor:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
dürr dor; droog; schraal; verdord bar; benig; broodmager; droog; koud; laag van temperatuur; objectief; onbegroeid; onpartijdig; schraal; schriel; uitgemergeld; uitgeteerd
fruchtlos dor; droog; verdord ijdel; nutteloos; onbeduidend; tevergeefs; vergeefs; vruchteloos; zonder resultaat; zonder succes
karg dor; droog; schraal; verdord arm; armzalig; berooid; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; inferieur; karig; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; schriel; slecht; tweederangs; weinig; zwak
kärglich dor; schraal arm; armzalig; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; inferieur; karig; luttel; mager; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; schriel; slecht; tweederangs; weinig; zwak
schal dor; schraal banaal; bleek; duf; flauw; flets; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; platvloers; schunnig; slap; smakeloos; suf; triviaal; verschaald; verschoten; verschraald; vunzig; waterachtig; waterig; zonder smaak
schofel dor; schraal banaal; bedriegelijk; gefingeerd; grof; honend; hooghartig; laag; laag-bij-de-grond; lomp; minachtend; nagemaakt; niet hoog; ondermaats; onecht; onvolgroeid; onwaar; ordinair; plat; platvloers; ploertig; schunnig; smalend; spottend; triviaal; vals; vulgair; vunzig
schäbig dor; schraal aan lager wal; arm; armoedig; armzalig; banaal; bedriegelijk; berooid; flodderig; gefingeerd; grof; haveloos; hokkerig; inferieur; karig; laag; laag-bij-de-grond; lomp; mager; minderwaardig; nagemaakt; niet hoog; ondermaats; ondeugdelijk; onecht; onvolgroeid; onwaar; ordinair; plat; platvloers; ploertig; pover; schamel; schraal; schunnig; sjofel; sjofeltjes; slecht; triviaal; tweederangs; vals; verachtelijk; verlopen; vulgair; vunzig; zwak
trocken dor; droog; schraal; verdord droge; droog; leukweg; onbewaakt; schraal; schriel; vochtvrij
unfruchtbar dor; droog; schraal; verdord bar; infertiel; onbegroeid; onvruchtbaar
vertrocknet dor; droog; verdord
welk dor; droog; verdord bleek; flauw; flets; kleurloos; krukkig; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verschoten
öde dor; droog; schraal; verdord afgezaagd; afgezonderd; armzalig; bitter teleurgesteld; desolaat; doods; eentonig; eenzaam; ellendig; karig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mager; melig; monotoon; pover; rot; saai; schamel; schraal; slaapverwekkend; suf; taai; uitgestorven; verbitterd; vereenzaamd; verlaten; vervelend; zonder afleiding

Related Words for "dor":