Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. elektrificeren:


Dutch

Detailed Translations for elektrificeren from Dutch to German

elektrificeren:

elektrificeren verb (elektrificeer, elektrificeert, elektrificeerde, elektrificeerden, geëlektrificeerd)

  1. elektrificeren
    elektrifizieren
    • elektrifizieren verb (elektrifiziere, elektrifizierst, elektrifiziert, elektrifizierte, elektrifiziertet, elektrifiziert)

Conjugations for elektrificeren:

o.t.t.
  1. elektrificeer
  2. elektrificeert
  3. elektrificeert
  4. elektrificeren
  5. elektrificeren
  6. elektrificeren
o.v.t.
  1. elektrificeerde
  2. elektrificeerde
  3. elektrificeerde
  4. elektrificeerden
  5. elektrificeerden
  6. elektrificeerden
v.t.t.
  1. ben geëlektrificeerd
  2. bent geëlektrificeerd
  3. is geëlektrificeerd
  4. zijn geëlektrificeerd
  5. zijn geëlektrificeerd
  6. zijn geëlektrificeerd
v.v.t.
  1. was geëlektrificeerd
  2. was geëlektrificeerd
  3. was geëlektrificeerd
  4. waren geëlektrificeerd
  5. waren geëlektrificeerd
  6. waren geëlektrificeerd
o.t.t.t.
  1. zal elektrificeren
  2. zult elektrificeren
  3. zal elektrificeren
  4. zullen elektrificeren
  5. zullen elektrificeren
  6. zullen elektrificeren
o.v.t.t.
  1. zou elektrificeren
  2. zou elektrificeren
  3. zou elektrificeren
  4. zouden elektrificeren
  5. zouden elektrificeren
  6. zouden elektrificeren
diversen
  1. elektrificeer!
  2. elektrificeert!
  3. geëlektrificeerd
  4. elektrificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for elektrificeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
elektrifizieren elektrificeren