Summary
Dutch to German: more detail...
- fabriceren:
-
Wiktionary:
- fabriceren → herstellen, produzieren, fabrizieren
- fabriceren → erzeugen, herstellen, fabrizieren, anfertigen, machen, tun, stellen, bereiten, verfertigen
Dutch
Detailed Translations for fabriceren from Dutch to German
fabriceren:
-
fabriceren (vervaardigen; produceren; vervaardiging; maken; aanmaken)
-
fabriceren (vervaardigen; produceren; maken; voortbrengen)
produzieren; machen; herstellen; verfertigen; verfassen; anfertigen; fabrizieren; entwickeln; erzeugen; fertigbringen; vorbringen; zeugen-
fertigbringen verb (bringe fertig, bringst fertig, bringt fertig, brachte fertig, brachtet fertig, fertiggebracht)
Conjugations for fabriceren:
o.t.t.
- fabriceer
- fabriceert
- fabriceert
- fabriceren
- fabriceren
- fabriceren
o.v.t.
- fabriceerde
- fabriceerde
- fabriceerde
- fabriceerden
- fabriceerden
- fabriceerden
v.t.t.
- heb gefabriceerd
- hebt gefabriceerd
- heeft gefabriceerd
- hebben gefabriceerd
- hebben gefabriceerd
- hebben gefabriceerd
v.v.t.
- had gefabriceerd
- had gefabriceerd
- had gefabriceerd
- hadden gefabriceerd
- hadden gefabriceerd
- hadden gefabriceerd
o.t.t.t.
- zal fabriceren
- zult fabriceren
- zal fabriceren
- zullen fabriceren
- zullen fabriceren
- zullen fabriceren
o.v.t.t.
- zou fabriceren
- zou fabriceren
- zou fabriceren
- zouden fabriceren
- zouden fabriceren
- zouden fabriceren
en verder
- is gefabriceerd
- zijn gefabriceerd
diversen
- fabriceer!
- fabriceert!
- gefabriceerd
- fabricerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fabriceren:
Wiktionary Translations for fabriceren:
fabriceren
Cross Translation:
verb
fabriceren
-
een product door middel van werktuigen bewerken of vervaardigen
- fabriceren → herstellen; produzieren; fabrizieren
verb
-
(transitiv) etwas herstellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fabriceren | → erzeugen; herstellen; fabrizieren | ↔ fabricate — to form by art and labor; to manufacture |
• fabriceren | → herstellen; fabrizieren; erzeugen; anfertigen | ↔ fabricate — to invent and form; to forge |
• fabriceren | → machen; tun; stellen; bereiten; anfertigen; fabrizieren; herstellen; verfertigen | ↔ fabriquer — exécuter ou faire exécuter certains ouvrages suivant les procédés d’un art mécanique, en atelier ou en usine. |