Adjective | Related Translations | Other Translations |
effektiv
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; gedegen; krachtig; van goede hoedanigheid
|
-
|
eigenlijk
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
essentiell
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
basis; belangrijk; cruciaal; door de behoefte vereist; elementair; essentieel; fundamenteel; gewenst; gewild; nodig; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; van belang; vereist; verlangd; wenselijk; wezenlijk
|
faktisch
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
|
grundlegend
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
basis; degelijk; diepgaand; diepgravend; elementair; fundamenteel; grondig; helemaal; in principe; niet oppervlakkig; principieel; tot grondslag dienend; totaal; volkomen
|
grundsätzlich
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
als regel; basis; elementair; in het algemeen
|
sachlich
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
eenvoudig; inhoudelijk; koel; matig; niet beschonken; nuchter; objectief; onpartijdig; sober; wat de inhoud betreft; zakelijk
|
sicher
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; accuraat; assertief; bepaald; beslist; besluitvaardig; duidelijk; echt; een zekere; ferm; fiks; flagrant; flink; gedecideerd; geheid; gewis; heel zeker; herkenbaar; heus; jazeker; kordaat; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onfeilbaar; ongetwijfeld; onmiskenbaar; onwankelbaar; onwrikbaar; op heterdaad; overduidelijk; pal; precies; resoluut; reëel; ronduit; secuur; standvastig; stellig; stevig; stipt; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vasthoudend; veilig; volhardend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zelfverzekerd; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zorgvuldig
|
unbedingt
|
beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
|
absoluut; beslist; geheid; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; per se; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
|
wahrhaftig
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
echt; effectief; ernstig; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; reëel; serieus; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; weliswaar; werkelijk; werkelijk menend
|
wesentlich
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
aanmerkelijk; aanzienlijk; basis; beduidend; behoorlijk; belangrijk; cruciaal; elementair; essentieel; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; substantieel; van belang; vereist; wezenlijk
|
wirklich
|
daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; werkelijk
|
beslist; echt; echte; effectief; eigenlijk; geheid; gewis; heus; metterdaad; reëel; stellig; vast en zeker; voorzeker; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; wel degelijk; welzeker; werkelijk; werkelijke; zeker; zowaar
|