Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate frappeer

Translate frappeer from Dutch to German

Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. frapperen:

Dutch

Detailed Translations for frappeer from Dutch to German

frapperen:

frapperen verb (frappeer, frappeert, frappeerde, frappeerden, gefrappeerd)

  1. frapperen
    frappieren
    • frappieren verb (frappiere, frappierst, frappiert, frappierte, frappiertet, frappiert)

Conjugations for frapperen:

o.t.t.
  1. frappeer
  2. frappeert
  3. frappeert
  4. frapperen
  5. frapperen
  6. frapperen
o.v.t.
  1. frappeerde
  2. frappeerde
  3. frappeerde
  4. frappeerden
  5. frappeerden
  6. frappeerden
v.t.t.
  1. heb gefrappeerd
  2. hebt gefrappeerd
  3. heeft gefrappeerd
  4. hebben gefrappeerd
  5. hebben gefrappeerd
  6. hebben gefrappeerd
v.v.t.
  1. had gefrappeerd
  2. had gefrappeerd
  3. had gefrappeerd
  4. hadden gefrappeerd
  5. hadden gefrappeerd
  6. hadden gefrappeerd
o.t.t.t.
  1. zal frapperen
  2. zult frapperen
  3. zal frapperen
  4. zullen frapperen
  5. zullen frapperen
  6. zullen frapperen
o.v.t.t.
  1. zou frapperen
  2. zou frapperen
  3. zou frapperen
  4. zouden frapperen
  5. zouden frapperen
  6. zouden frapperen
diversen
  1. frappeer!
  2. frappeert!
  5. gefrappeerd
  6. frapperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for frapperen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
frappieren frapperen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0522 seconds
Page rendered in 1.0 seconds