Modifier | Related Translations | Other Translations |
freudig
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dolblij; druk; drukbezet; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; inblij; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; vrolijk; welgemoed; welgestemd
|
fröhlich
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
bevredigd; bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; druk; drukbezet; drukpratend; fideel; fleurig; geanimeerd; geestig; genoeg; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; inblij; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; ontzettend blij; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; speels; tevreden; uitbundig; uitgelaten; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
|
glückselig
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
|
gottselig
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
devoot; geestelijk; gelovig; glorierijk; godsdienstig; godsvruchtig; godvruchtig; godzalig; heilig; kerkelijk; religieus; verheerlijkt; vroom; zalig
|
selig
|
gelukzalig; verrukt; zalig; zielsgelukkig
|
glorierijk; heilig; verheerlijkt; zalig
|