Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. getroost:
  2. getroosten:
  3. troosten:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for getroost from Dutch to German

getroost:

getroost adj

  1. getroost

Translation Matrix for getroost:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
getrost getroost

Related Words for "getroost":

  • getrooste

getroosten:

getroosten verb (getroost, getroostte, getroostten, getroost)

  1. getroosten (moeite doen)

Conjugations for getroosten:

o.t.t.
  1. getroost
  2. getroost
  3. getroost
  4. getroosten
  5. getroosten
  6. getroosten
o.v.t.
  1. getroostte
  2. getroostte
  3. getroostte
  4. getroostten
  5. getroostten
  6. getroostten
v.t.t.
  1. heb getroost
  2. hebt getroost
  3. heeft getroost
  4. hebben getroost
  5. hebben getroost
  6. hebben getroost
v.v.t.
  1. had getroost
  2. had getroost
  3. had getroost
  4. hadden getroost
  5. hadden getroost
  6. hadden getroost
o.t.t.t.
  1. zal getroosten
  2. zult getroosten
  3. zal getroosten
  4. zullen getroosten
  5. zullen getroosten
  6. zullen getroosten
o.v.t.t.
  1. zou getroosten
  2. zou getroosten
  3. zou getroosten
  4. zouden getroosten
  5. zouden getroosten
  6. zouden getroosten
diversen
  1. getroost!
  2. getroost!
  3. getroost
  4. gtroostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for getroosten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sich mühe geben getroosten; moeite doen

getroost form of troosten:

troosten verb (troost, troostte, troostten, getroost)

  1. troosten (ondersteunen; bemoedigen; vertroosten; opbeuren)
    trösten; unterstützen
    • trösten verb (tröste, tröstest, tröstet, tröstete, tröstetet, getröstet)
    • unterstützen verb (unterstütze, unterstützt, unterstützte, unterstütztet, unterstützt)
  2. troosten (zijn heil zoeken in; sterken; laven)

Conjugations for troosten:

o.t.t.
  1. troost
  2. troost
  3. troost
  4. troosten
  5. troosten
  6. troosten
o.v.t.
  1. troostte
  2. troostte
  3. troostte
  4. troostten
  5. troostten
  6. troostten
v.t.t.
  1. heb getroost
  2. hebt getroost
  3. heeft getroost
  4. hebben getroost
  5. hebben getroost
  6. hebben getroost
v.v.t.
  1. had getroost
  2. had getroost
  3. had getroost
  4. hadden getroost
  5. hadden getroost
  6. hadden getroost
o.t.t.t.
  1. zal troosten
  2. zult troosten
  3. zal troosten
  4. zullen troosten
  5. zullen troosten
  6. zullen troosten
o.v.t.t.
  1. zou troosten
  2. zou troosten
  3. zou troosten
  4. zouden troosten
  5. zouden troosten
  6. zouden troosten
en verder
  1. ben getroost
  2. bent getroost
  3. is getroost
  4. zijn getroost
  5. zijn getroost
  6. zijn getroost
diversen
  1. troost!
  2. troostt!
  3. getroost
  4. troostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for troosten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sein Heil suchen in laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
sein Ziel finden in laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
sich getrösten mit laven; sterken; troosten; zijn heil zoeken in
trösten bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; opbeuren
unterstützen bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten aanmoedigen; bedelen; begiftigen; beschenken; dragen; motiveren; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten

Related Words for "troosten":


Wiktionary Translations for troosten:

troosten
verb
  1. als iemand verdriet of pijn heeft deze persoon geestelijke steun geven

Cross Translation:
FromToVia
troosten ermutigen; trösten comfort — to provide comfort
troosten trösten console — to comfort
troosten trösten solace — to give solace to
troosten trösten; Trost spenden consolersoulager quelqu’un dans son affliction par des discours, par des soins, ou de quelque autre manière que ce être.