Summary
Dutch to German: more detail...
- grootbrengen:
-
Wiktionary:
- grootbrengen → aufziehen
- grootbrengen → aufziehen, erziehen, großziehen, bilden, züchten, ausbilden, ziehen, kultivieren, anbauen
Dutch
Detailed Translations for grootbrengen from Dutch to German
grootbrengen:
Conjugations for grootbrengen:
o.t.t.
- breng groot
- brengt groot
- brengt groot
- brengen groot
- brengen groot
- brengen groot
o.v.t.
- bracht groot
- bracht groot
- bracht groot
- brachten groot
- brachten groot
- brachten groot
v.t.t.
- heb grootgebracht
- hebt grootgebracht
- heeft grootgebracht
- hebben grootgebracht
- hebben grootgebracht
- hebben grootgebracht
v.v.t.
- had grootgebracht
- had grootgebracht
- had grootgebracht
- hadden grootgebracht
- hadden grootgebracht
- hadden grootgebracht
o.t.t.t.
- zal grootbrengen
- zult grootbrengen
- zal grootbrengen
- zullen grootbrengen
- zullen grootbrengen
- zullen grootbrengen
o.v.t.t.
- zou grootbrengen
- zou grootbrengen
- zou grootbrengen
- zouden grootbrengen
- zouden grootbrengen
- zouden grootbrengen
en verder
- ben grootgebracht
- bent grootgebracht
- is grootgebracht
- zijn grootgebracht
- zijn grootgebracht
- zijn grootgebracht
diversen
- breng groot!
- brengt groot!
- grootgebracht
- grootbrendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grootbrengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
erziehen | grootbrengen; opvoeden; vormen | bijbrengen; doceren; inlichten; leren; onderrichten; onderwijzen; voorlichten |
großbringen | grootbrengen; opvoeden; vormen |
Wiktionary Translations for grootbrengen:
grootbrengen
Cross Translation:
verb
-
het ouderschap over opgroeiende kinderen uitoefenen
- grootbrengen → aufziehen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grootbrengen | → aufziehen; erziehen; großziehen | ↔ rear — to bring up to maturity |
• grootbrengen | → aufziehen; bilden; erziehen; züchten; ausbilden; ziehen; kultivieren; anbauen | ↔ éduquer — Former par l’éducation, instruire. |