Summary
Dutch
Detailed Translations for happen from Dutch to German
happen:
-
happen (toebijten; toehappen; dichtbijten; toesnauwen)
Conjugations for happen:
o.t.t.
- hap
- hapt
- hapt
- happen
- happen
- happen
o.v.t.
- hapte
- hapte
- hapte
- hapten
- hapten
- hapten
v.t.t.
- heb gehapt
- hebt gehapt
- heeft gehapt
- hebben gehapt
- hebben gehapt
- hebben gehapt
v.v.t.
- had gehapt
- had gehapt
- had gehapt
- hadden gehapt
- hadden gehapt
- hadden gehapt
o.t.t.t.
- zal happen
- zult happen
- zal happen
- zullen happen
- zullen happen
- zullen happen
o.v.t.t.
- zou happen
- zou happen
- zou happen
- zouden happen
- zouden happen
- zouden happen
diversen
- hap!
- hapt!
- gehapt
- happend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for happen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bissen | happen | hap; hapje; snack; tussendoortje; versnapering |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anbeißen | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | aanbijten; aanvreten |
beißen | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | inetsen |
zubeißen | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen |
Related Words for "happen":
hap:
Translation Matrix for hap:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Bissen | hap | hapje; happen; snack; tussendoortje; versnapering |
Happen | hap | hachee; hapje; prak; tussendoortje; versnapering |