Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. huisbezoek:


Dutch

Detailed Translations for huisbezoek from Dutch to German

huisbezoek:

huisbezoek [het ~] noun

  1. het huisbezoek (doktersbezoek; ziekenbezoek)
    Hausbesuch

Translation Matrix for huisbezoek:

NounRelated TranslationsOther Translations
Hausbesuch doktersbezoek; huisbezoek; ziekenbezoek

Related Words for "huisbezoek":

  • huisbezoeken