Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. inschatten:


Dutch

Detailed Translations for inschat from Dutch to German

inschatten:

inschatten verb (schat in, schatte in, schatten in, ingeschat)

  1. inschatten (bepalen; schatten; afwegen)
    schätzen; taxieren
    • schätzen verb (schätze, schätzest, schätzt, schätzte, schätztet, geschätzt)
    • taxieren verb (taxiere, taxierst, taxiert, taxierte, taxiertet, taxiert)

Conjugations for inschatten:

o.t.t.
  1. schat in
  2. schat in
  3. schat in
  4. schatten in
  5. schatten in
  6. schatten in
o.v.t.
  1. schatte in
  2. schatte in
  3. schatte in
  4. schatten in
  5. schatten in
  6. schatten in
v.t.t.
  1. heb ingeschat
  2. hebt ingeschat
  3. heeft ingeschat
  4. hebben ingeschat
  5. hebben ingeschat
  6. hebben ingeschat
v.v.t.
  1. had ingeschat
  2. had ingeschat
  3. had ingeschat
  4. hadden ingeschat
  5. hadden ingeschat
  6. hadden ingeschat
o.t.t.t.
  1. zal inschatten
  2. zult inschatten
  3. zal inschatten
  4. zullen inschatten
  5. zullen inschatten
  6. zullen inschatten
o.v.t.t.
  1. zou inschatten
  2. zou inschatten
  3. zou inschatten
  4. zouden inschatten
  5. zouden inschatten
  6. zouden inschatten
en verder
  1. is ingeschat
diversen
  1. schat in!
  2. schat in!
  3. ingeschat
  4. inschattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inschatten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
schätzen afwegen; bepalen; inschatten; schatten aannemen; aanrekenen; aanwrijven; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; beramen; berispen; beschuldigen; blameren; eerbiedigen; geloven; gispen; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; ingeven; laken; loven; nadragen; op prijs stellen; overdenken; overwegen; postuleren; prijzen; raden; ramen; respecteren; roemen; schatten; suggereren; taxeren; uitgaan van; vereren; veronderstellen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; vooronderstellen; waarderen; zich lovend uitlaten
taxieren afwegen; bepalen; inschatten; schatten aanslaan; adviseren; afwegen; begroten; beramen; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren

External Machine Translations: