Summary
Dutch to German: more detail...
- installatie:
-
Wiktionary:
- installatie → Installation, Einrichtung
- installatie → Installation
Dutch
Detailed Translations for installatie from Dutch to German
installatie:
-
de installatie (aanstelling; benoeming)
-
de installatie
-
de installatie
Translation Matrix for installatie:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Anstellung | aanstelling; benoeming; installatie | taakverschaffing; tewerkstelling; werkverschaffing |
Beschäftigung | aanstelling; benoeming; installatie | activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; beroering; bezigheid; drukte; geraas; heibel; heksenketel; hobby; inspanning; job; karwei; karweitje; klusje; krachttoer; lawaai; leven; loonarbeid; loonwerk; opschudding; pandemonium; rumoer; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; tumult; vak; werk; werkverschaffing; werkzaamheid |
Ernennung | aanstelling; benoeming; installatie | aanduiding; benaming; benoeming; nominatie; personeelsbenoeming; voordracht |
Job | aanstelling; benoeming; installatie | ambt; beroep; professie |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
Installation | installatie | |
Setup | installatie |
Related Words for "installatie":
Wiktionary Translations for installatie:
installatie
Cross Translation:
noun
-
Technik: montieren von Einzelteilen und Bezeichnung der fertig montierten Anlage
-
Vorbereitung eines Computers, um mit ihm arbeiten zu können
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• installatie | → Installation | ↔ installation — action par laquelle on installer. |