Summary
Dutch to German: more detail...
- instellen:
-
Wiktionary:
- instellen → einstellen, gründen
- instellen → stellen, einstellen, justieren, verbinden, verknüpfen, fügen, gesellen, vereinigen, addieren, beifügen, zufügen, hinzutun, zugeben, anfügen, hinzufügen, beilegen, ergänzen, hinzusetzen
Dutch
Detailed Translations for instelden from Dutch to German
instellen:
-
instellen (stichten; oprichten; invoeren)
-
instellen (afstemmen)
einstellen; eingeben; installieren; starten; einführen; einbauen; einspeisen; initiieren; eintippen; führen; einsetzen; importieren; hineinstecken; inaugurieren-
installieren verb (installiere, installierst, installiert, installierte, installiertet, installiert)
-
hineinstecken verb (stecke hinein, steckst hinein, steckt hinein, steckte hinein, stecktet hinein, hineingesteckt)
-
inaugurieren verb (inauguriere, inaugurierst, inauguriert, inaugurierte, inauguriertet, inauguriert)
Conjugations for instellen:
o.t.t.
- stel in
- stelt in
- stelt in
- stellen in
- stellen in
- stellen in
o.v.t.
- stelde in
- stelde in
- stelde in
- stelden in
- stelden in
- stelden in
v.t.t.
- heb ingesteld
- hebt ingesteld
- heeft ingesteld
- hebben ingesteld
- hebben ingesteld
- hebben ingesteld
v.v.t.
- had ingesteld
- had ingesteld
- had ingesteld
- hadden ingesteld
- hadden ingesteld
- hadden ingesteld
o.t.t.t.
- zal instellen
- zult instellen
- zal instellen
- zullen instellen
- zullen instellen
- zullen instellen
o.v.t.t.
- zou instellen
- zou instellen
- zou instellen
- zouden instellen
- zouden instellen
- zouden instellen
en verder
- ben ingesteld
- bent ingesteld
- is ingesteld
- zijn ingesteld
- zijn ingesteld
- zijn ingesteld
diversen
- stel in!
- stelt in!
- ingesteld
- instellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for instellen:
Related Definitions for "instellen":
Wiktionary Translations for instellen:
instellen
Cross Translation:
verb
instellen
-
het op juiste wijze afregelen van een toestel
- instellen → einstellen
-
het in het leven roepen van een organisatie
- instellen → gründen
verb
-
Technik: justieren
-
(reflexiv) sich auf etwas vorbereiten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• instellen | → stellen; einstellen; justieren | ↔ set — to adjust |
• instellen | → verbinden; verknüpfen; fügen; gesellen; vereinigen; addieren; beifügen; zufügen; hinzutun; zugeben; anfügen; hinzufügen; beilegen; ergänzen; hinzusetzen | ↔ joindre — approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir. |