Summary
Dutch to German: more detail...
- instemmen:
-
Wiktionary:
- instemmen → zustimmen
- instemmen → zustimmen, einwilligen
Dutch
Detailed Translations for instem from Dutch to German
instemmen:
-
instemmen (akkoord gaan)
zustimmen; einwilligen; beistimmen; beipflichten-
einwilligen verb (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
-
beipflichten verb (pflichte bei, pflichtest bei, pflichtet bei, pflichtete bei, pflichtetet bei, beigepflichtet)
-
instemmen (rugsteunen; bijvallen; steunen)
einstimmen-
einstimmen verb
-
-
instemmen (akkoord gaan met)
Conjugations for instemmen:
o.t.t.
- stem in
- stemt in
- stemt in
- stemmen in
- stemmen in
- stemmen in
o.v.t.
- stemde in
- stemde in
- stemde in
- stemden in
- stemden in
- stemden in
v.t.t.
- heb ingestemd
- hebt ingestemd
- heeft ingestemd
- hebben ingestemd
- hebben ingestemd
- hebben ingestemd
v.v.t.
- had ingestemd
- had ingestemd
- had ingestemd
- hadden ingestemd
- hadden ingestemd
- hadden ingestemd
o.t.t.t.
- zal instemmen
- zult instemmen
- zal instemmen
- zullen instemmen
- zullen instemmen
- zullen instemmen
o.v.t.t.
- zou instemmen
- zou instemmen
- zou instemmen
- zouden instemmen
- zouden instemmen
- zouden instemmen
en verder
- is ingestemd
diversen
- stem in!
- stemt in!
- ingestemd
- instemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
instemmen
Translation Matrix for instemmen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Einstimmung | instemmen | |
Zustimmung | instemmen | accoord; bijval; goedkeuring; instemming; toestemming; welbevinden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
beipflichten | akkoord gaan; instemmen | beamen; bevestigen; bijvallen; gelijk geven; laten; onderschrijven; permitteren; staven; steunen; toelaten |
beistimmen | akkoord gaan; instemmen | |
einstimmen | bijvallen; instemmen; rugsteunen; steunen | |
einverstanden sein mit | akkoord gaan met; instemmen | |
einwilligen | akkoord gaan; instemmen | dulden; duren; eens worden; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; overeenkomen; overeenstemmen; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen |
einwilligen mit | akkoord gaan met; instemmen | |
zustimmen | akkoord gaan; akkoord gaan met; instemmen | dulden; gedogen; laten; permitteren; toelaten; toestemming geven; tolereren |