Dutch
Detailed Translations for jongden from Dutch to German
jongden form of jongen:
-
de jongen (rakker)
der Straßenjunge; der Bengel; der Flegel; der Rüpel; der Racker; der Lümmel; der Taugenichts; der Lausejunge; der Schelm; der Gauner; der Lausbube; der Frechdachs
-
jongen (werpen; ter wereld brengen)
Conjugations for jongen:
o.t.t.
- jong
- jongt
- jongt
- jongen
- jongen
- jongen
o.v.t.
- jongde
- jongde
- jongde
- jongden
- jongden
- jongden
v.t.t.
- heb gejongd
- hebt gejongd
- heeft gejongd
- hebben gejongd
- hebben gejongd
- hebben gejongd
v.v.t.
- had gejongd
- had gejongd
- had gejongd
- hadden gejongd
- hadden gejongd
- hadden gejongd
o.t.t.t.
- zal jongen
- zult jongen
- zal jongen
- zullen jongen
- zullen jongen
- zullen jongen
o.v.t.t.
- zou jongen
- zou jongen
- zou jongen
- zouden jongen
- zouden jongen
- zouden jongen
diversen
- jong!
- jongt!
- gejongd
- jongend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for jongen:
Related Words for "jongen":
Antonyms for "jongen":
Related Definitions for "jongen":
Wiktionary Translations for jongen:
jongen
Cross Translation:
noun
jongen
-
onvolwassen man
- jongen → Junge
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• jongen | → Junge; Knabe; Bube | ↔ boy — young male |
• jongen | → Junge; Knabe | ↔ lad — a boy |
• jongen | → Mann | ↔ male — human of masculine sex or gender |
• jongen | → Nachkomme; Nachwuchs; Brut; Abkömmling; Junge | ↔ young — offspring |
• jongen | → Junge; Knabe | ↔ garçon — Jeune homme |