Summary
Dutch to German: more detail...
- ketteren:
-
Wiktionary:
- ketteren → lästern, fluchen, beschimpfen, verhöhnen
Dutch
Detailed Translations for kettert from Dutch to German
kettert form of ketteren:
-
ketteren
Conjugations for ketteren:
o.t.t.
- ketter
- kettert
- kettert
- ketteren
- ketteren
- ketteren
o.v.t.
- ketterde
- ketterde
- ketterde
- ketterden
- ketterden
- ketterden
v.t.t.
- heb geketterd
- hebt geketterd
- heeft geketterd
- hebben geketterd
- hebben geketterd
- hebben geketterd
v.v.t.
- had geketterd
- had geketterd
- had geketterd
- hadden geketterd
- hadden geketterd
- hadden geketterd
o.t.t.t.
- zal ketteren
- zult ketteren
- zal ketteren
- zullen ketteren
- zullen ketteren
- zullen ketteren
o.v.t.t.
- zou ketteren
- zou ketteren
- zou ketteren
- zouden ketteren
- zouden ketteren
- zouden ketteren
diversen
- ketter!
- kettert!
- geketterd
- ketterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ketteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fluchen | ketteren | vloeken |
Related Words for "ketteren":
Wiktionary Translations for ketteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ketteren | → lästern; fluchen; beschimpfen; verhöhnen | ↔ blasphémer — proférer un blasphème ou des blasphèmes. |