Summary
Dutch to German: more detail...
- kiemen:
-
Wiktionary:
- kiemen → ausschlagen, keimen, sprießen, sprossen
Dutch
Detailed Translations for kiemden from Dutch to German
kiemen:
-
kiemen (uit de kiem te voorschijn komen; ontkiemen)
Conjugations for kiemen:
o.t.t.
- kiem
- kiemt
- kiemt
- kiemen
- kiemen
- kiemen
o.v.t.
- kiemde
- kiemde
- kiemde
- kiemden
- kiemden
- kiemden
v.t.t.
- heb gekiemd
- hebt gekiemd
- heeft gekiemd
- hebben gekiemd
- hebben gekiemd
- hebben gekiemd
v.v.t.
- had gekiemd
- had gekiemd
- had gekiemd
- hadden gekiemd
- hadden gekiemd
- hadden gekiemd
o.t.t.t.
- zal kiemen
- zult kiemen
- zal kiemen
- zullen kiemen
- zullen kiemen
- zullen kiemen
o.v.t.t.
- zou kiemen
- zou kiemen
- zou kiemen
- zouden kiemen
- zouden kiemen
- zouden kiemen
en verder
- is gekiemd
diversen
- kiem!
- kiemt!
- gekiemd
- kiemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kiemen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aus der Keim herauskommen | kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen | |
auskiemen | kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen |
Related Words for "kiemen":
External Machine Translations: