Dutch
Detailed Translations for klaarliggen from Dutch to German
klaarliggen:
-
klaarliggen
Conjugations for klaarliggen:
o.t.t.
- ligt klaar
- ligt klaar
- ligt klaar
- liggen klaar
- liggen klaar
- liggen klaar
o.v.t.
- lag klaar
- lag klaar
- lag klaar
- lagen klaar
- lagen klaar
- lagen klaar
v.t.t.
- heb klaargelegen
- hebt klaargelegen
- heeft klaargelegen
- hebben klaargelegen
- hebben klaargelegen
- hebben klaargelegen
v.v.t.
- had klaargelegen
- had klaargelegen
- had klaargelegen
- hadden klaargelegen
- hadden klaargelegen
- hadden klaargelegen
o.t.t.t.
- zal klaarliggen
- zult klaarliggen
- zal klaarliggen
- zullen klaarliggen
- zullen klaarliggen
- zullen klaarliggen
o.v.t.t.
- zou klaarliggen
- zou klaarliggen
- zou klaarliggen
- zouden klaarliggen
- zouden klaarliggen
- zouden klaarliggen
diversen
- ligt klaar!
- ligt klaar!
- klaargelegen
- klaarliggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klaarliggen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bereitliegen | klaarliggen | |
vorliegen | klaarliggen | aanwezig zijn; er zijn |