Dutch
Detailed Translations for kneden from Dutch to German
kneden:
-
kneden (vormen; vervaardigen; modelleren; maken)
kneten; formen; bilden; gestalten; bearbeiten; modellieren; heranbilden-
heranbilden verb (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
Conjugations for kneden:
o.t.t.
- kneed
- kneedt
- kneedt
- kneden
- kneden
- kneden
o.v.t.
- kneedde
- kneedde
- kneedde
- kneedden
- kneedden
- kneedden
v.t.t.
- heb gekneed
- hebt gekneed
- heeft gekneed
- hebben gekneed
- hebben gekneed
- hebben gekneed
v.v.t.
- had gekneed
- had gekneed
- had gekneed
- hadden gekneed
- hadden gekneed
- hadden gekneed
o.t.t.t.
- zal kneden
- zult kneden
- zal kneden
- zullen kneden
- zullen kneden
- zullen kneden
o.v.t.t.
- zou kneden
- zou kneden
- zou kneden
- zouden kneden
- zouden kneden
- zouden kneden
en verder
- ben gekneed
- bent gekneed
- is gekneed
- zijn gekneed
- zijn gekneed
- zijn gekneed
diversen
- kneed!
- kneedt!
- gekneed
- knedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze