Dutch
Detailed Translations for lazer from Dutch to German
lazer:
Translation Matrix for lazer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Körper | lazer | anatomie; korpus; lichaam; lijf; menselijk lichaam |
Related Words for "lazer":
lazeren:
-
lazeren
Conjugations for lazeren:
o.t.t.
- lazer
- lazert
- lazert
- lazeren
- lazeren
- lazeren
o.v.t.
- lazerde
- lazerde
- lazerde
- lazerden
- lazerden
- lazerden
v.t.t.
- ben gelazerd
- bent gelazerd
- is gelazerd
- zijn gelazerd
- zijn gelazerd
- zijn gelazerd
v.v.t.
- was gelazerd
- was gelazerd
- was gelazerd
- waren gelazerd
- waren gelazerd
- waren gelazerd
o.t.t.t.
- zal lazeren
- zult lazeren
- zal lazeren
- zullen lazeren
- zullen lazeren
- zullen lazeren
o.v.t.t.
- zou lazeren
- zou lazeren
- zou lazeren
- zouden lazeren
- zouden lazeren
- zouden lazeren
en verder
- heb gelazerd
- hebt gelazerd
- heeft gelazerd
- hebben gelazerd
- hebben gelazerd
- hebben gelazerd
diversen
- lazer!
- lazert!
- gelazerd
- lazerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lazeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
schmeißen | lazeren | afzetten; donderen; droppen; ergens loslaten; keilen; kwakken; naar beneden werpen; neerkwakken; neerwerpen; omlaag werpen; onweren; slagen voor; smakken; smijten; sodemieteren |
werfen | lazeren | afzetten; droppen; ergens loslaten; gooien; keilen; slingeren; sodemieteren |