Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. lazer:
  2. lazeren:


Dutch

Detailed Translations for lazer from Dutch to German

lazer:

lazer [de ~ (m)] noun

  1. de lazer
    der Körper

Translation Matrix for lazer:

NounRelated TranslationsOther Translations
Körper lazer anatomie; korpus; lichaam; lijf; menselijk lichaam

Related Words for "lazer":


lazeren:

lazeren verb (lazer, lazert, lazerde, lazerden, gelazerd)

  1. lazeren
    schmeißen; werfen
    • schmeißen verb (schmeiße, schmeißest, schmeißt, schmißt, schmissen, geschmissen)
    • werfen verb (werfe, wirfst, wirft, warf, warft, geworfen)

Conjugations for lazeren:

o.t.t.
  1. lazer
  2. lazert
  3. lazert
  4. lazeren
  5. lazeren
  6. lazeren
o.v.t.
  1. lazerde
  2. lazerde
  3. lazerde
  4. lazerden
  5. lazerden
  6. lazerden
v.t.t.
  1. ben gelazerd
  2. bent gelazerd
  3. is gelazerd
  4. zijn gelazerd
  5. zijn gelazerd
  6. zijn gelazerd
v.v.t.
  1. was gelazerd
  2. was gelazerd
  3. was gelazerd
  4. waren gelazerd
  5. waren gelazerd
  6. waren gelazerd
o.t.t.t.
  1. zal lazeren
  2. zult lazeren
  3. zal lazeren
  4. zullen lazeren
  5. zullen lazeren
  6. zullen lazeren
o.v.t.t.
  1. zou lazeren
  2. zou lazeren
  3. zou lazeren
  4. zouden lazeren
  5. zouden lazeren
  6. zouden lazeren
en verder
  1. heb gelazerd
  2. hebt gelazerd
  3. heeft gelazerd
  4. hebben gelazerd
  5. hebben gelazerd
  6. hebben gelazerd
diversen
  1. lazer!
  2. lazert!
  3. gelazerd
  4. lazerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lazeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
schmeißen lazeren afzetten; donderen; droppen; ergens loslaten; keilen; kwakken; naar beneden werpen; neerkwakken; neerwerpen; omlaag werpen; onweren; slagen voor; smakken; smijten; sodemieteren
werfen lazeren afzetten; droppen; ergens loslaten; gooien; keilen; slingeren; sodemieteren

Related Words for "lazeren":